Geluk heb je niet in eigen hand

In de dienst in de Zuiderkerk gaat vanmorgen ds. Marieke Andela-Hofstede voor. Ze wordt bijgestaan door cantor/organist Janieke Mollenhorst, koster Arjen Timmers en Ilse Heusinkveld die de beamer bedient. Het orgel valt stilt, Janieke Mollenhorst gaat voor de kansel staan en zwaait met een nieuw liedboek. ‘U bent ongetwijfeld gewend aan het vrolijk gekleurd liedboek’ zegt ze ter inleiding op een zangoefening. Ze heeft lied 858 al voorgespeeld op het orgel, nu zingt ze het lied voor. ‘Vernieuw in ons, o God, uw liefde, lentelicht. Herstel ons naar uw beeld en strijk het kwaad uit ons gezicht’. Onder haar leiding zingen de kerkgangers het lied. Janieke staat even stil bij de derde regel. Daar moeten we doorzingen, het tempo erin houden. Nog een keer zingen we het lied a capella. Dan wenst ze ons een goed dienst. Klokgelui klinkt en de kerkenraad komt binnen. Ouderling Marlies Heideman kan niet wachten tot de laatste slag geslagen heeft en loopt direct naar het katheder. Ze leest de mededelingen, de bloemen gaan naar twee adressen waaronder die van onze achterbuurman en na afloop is er gelegenheid koffie, thee of een glaasje fris te drinken. Na het zingen van Psalm 108 vers 1 volgt votum en groet en zegt de dominee dat er weer een week vol verontrustende berichten achter ons ligt. In Irak worden christenen en yezidi’s vervolgd, in Afrika eist de Ebola uitbraak steeds meer slachtoffers, de spanningen in de Oekraïne nemen toe en ook in Syrië gaat het vechten maar door. Je kunt je bij al deze ellende machteloos voelen. Toch zijn we hier bij elkaar om te bidden voor vrede, om rust te zoeken en om toegerust te worden in het besef dat God niet loslaat wat zijn hand begon. Van lied 283 zingen we vier verzen, ‘In de veelheid van geluiden, in het stormen van de tijd, zoeken wij het zachte suizen van het woord, dat ons verblijdt’. Na het gebed om de nood van de wereld, ‘wat kunnen wij smachten naar een wereld vol vrede’, wordt dit gebed vervolgd door het zingen van lied 1010 ‘Geef vrede Heer, geef vrede, de wereld wil slechts strijd …’ Het gebed om de leiding van de Geest wordt uitgesproken waarna lied 858 wordt gezongen. ‘Mooi hè, die tekst’ zegt de dominee en herhaalt de tekst: ‘Strijk het kwaad uit ons gezicht’. De kinderen in de kerk mogen naar voren komen. Ze gaan achter een lantaarn met een brandend kaarsje naar de nevendienst. Dat kaarsje is een teken van het licht dat God ons geeft. Het is het licht dat nooit uitgaat en altijd voor ons uitgaat. Elf kinderen gaan met twee leidsters naar een andere ruimte in de kerk. Ter inleiding op de eerste Schriftlezing, uit Prediker, zegt de dominee dat het boek Prediker tot de wijsheidsliteratuur behoort, net als de Spreuken en het boek Job. Prediker noemt zich zoon van David en koning van Israël. Gelezen wordt Prediker 2: 1-11 dat eindigt met de woorden dat al ‘mijn moeizaam gezwoeg … had geen enkel nut onder de zon’. De tweede lezing is uit Lucas 12:13-21. (Mij treffen de woorden ‘zal je leven van je worden teruggevorderd’. Morgen ben ik jarig, ik heb het leven teruggekregen). ‘Wat is het een vreemde zomer’, zo begint de dominee haar verkondiging. Aan de ene kant hebben we genoten van het zonlicht en de kleuren. Aan de andere kant de berichten die ons verontrusten. Iemand zei tegen de dominee: Houdt toch eens op, mensen houdt eens op’. Ook in ons persoonlijk leven hebben we misschien iets meegemaakt. Aan het graf gestaan van een vriend, of maken we ons zorgen over onze baan. Zo zijn we hier bij elkaar. Even hebben we ons teruggetrokken uit de wereld om te zoeken naar een gids. Kan Prediker die gids zijn? Met ijdelheid der ijdelheden, lucht en leegte begint hij. Hij heeft van alles geprobeerd, paleizen gebouwd, wijngaarden geplant, goud en zilver opgestapeld, een eigen paradijs gemaakt. Maar toch, toch komt hij tot de conclusie dat het allemaal ijdelheid is geweest. Wie is hij? Is hij een cynicus, een fatalist, een zwartkijker? Hij heeft veel gedaan en veel meegemaakt en vraagt zich af wat er over blijft, wat is de zin van mijn bestaan? Prediker is geen zwartkijker. Hij zegt dat we geen greep krijgen op ons bestaan. Eens zal het levenslicht doven. Wat geef je mee aan de generatie die na je komen? Is dat het Zwitserleven gevoel? Dat je grip hebt op je eigen leven en geluk en voorspoed in eigen hand hebt? Die illusie prikt Prediker door. Dat betekent niet dat je maar op de bank moet gaan liggen en niets doen. Maar geniet elke dag van wat God je geeft. Het leven is vluchtig, omarm daarom het goede. Geluk krijg je en geniet ervan. Prediker, de denker, zegt dat je het leven niet kunt beheersen. Zou Jezus Prediker gekend hebben? Prediker is een van de vijf feestrollen die op Joodse feesten gelezen worden. Prediker wordt op het Loofhuttenfeest gelezen. Tijdens dat feest slaapt men buiten in een tentje met een gat bovenin. Dat gat betekent dat je in alles afhankelijk bent van God. Maar ook dat je uitzicht hebt op God. Jezus heeft Prediker gekend en vertaald in een gelijkenis over hebzucht en materialisme. Dat gaat over al die mensen die zich onafhankelijk willen maken van God. De boer in de gelijkenis denkt dat hij alles voor elkaar heeft. Maar dan is het zomaar afgelopen, hij is niet rijk bij God. Of zoals in een eerde vertaling staat: rijk in God. Wat is dat? Dat is dat je erbij hoort, dat je er mag zijn, dat je Gods kind bent door alle ups en downs heen. Omdat je een mens bent. Een stofje in de wind, maar ook Zijn kroon op de Schepping. Arm ben je als je niemand nodig hebt, rijk ben je als je ruimte geeft aan iemand die je zomaar ontmoet. De boer wil eerst een schuur bouwen en dan genieten. Prediker en Jezus zeggen dat je genieten altijd moet doen. Niet pas als je zorgen zijn opgelost. Geniet van de dingen die op je weg komen, van een bloem, van de kleine dingen. Laat een tegenstem horen in onze wereld. Onze jongeren bouwen in Roemenië aan een betere wereld. Het heeft zin om te hopen en lief te hebben, onze bijdrage telt. We gaan daarover zingen, een lied van zoeken en vinden. Na het amen wordt lied 837 gezongen: ‘Iedereen zoekt u, jong of oud, speurend langs allerlei wegen: kronkelig, vreemd, of recht, vertrouwd – meester waar kom ik u tegen …?’ Er is een afkondiging van overlijden, twee gemeenteleden zijn gestorven. De een op 65jarige leeftijd, de ander is 71 jaar geworden. Gezongen wordt Psalm 27:7. Na de dank- en voorbeden wordt gecollecteerd en komen de kinderen terug in de kerk. Ons slotlied is lied 423 waarna de dominee de zegen uitspreekt. Na afloop is er gelegenheid in de hal om de dominee en de ouderling van dienst te groeten en een kop koffie of thee of een glas frisdrank te drinken en met elkaar te praten.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Geluk heb je niet in eigen hand

  1. Theo schreef:

    Wat bent U gelovig. Na de dood van mijn moeder en de verbranding van haar stoffelijke resten wist ik zeker haar zie ik nooit meer terug. Zal ik nu in het tegendeel geloven? Of zal ik me daar tegen verzetten. Ik meen slechts te weten dat U geluk hebt gehad. Dat heeft U niet te danken aan de Heer maar aan een paar medewerkers van een apotheker die adequaat hebben gehandeld. Tenminste dat geloof ik. Weten doe ik niks. U in dat opzicht ook niet. Desalniettemin had het U ook kunnen gebeuren tijdens een van uw wandelingen zonder dat iemand waar dan ook aanwezig was geweest. Dat klopt. Toevallig was dat niet zo. Gelukkig ook niet! Anders konden we niet meer met elkaar corresponderen. Maar toeval kan niet de Heer zijn. Dat geldt ook voor geluk. Is het toevallig dat wij wonen leven en werken in een gebied waar het menswaardig is te zijn of is het geluk dat we nergens anders geboren zijn? God mag het zeggen .
    Groetjes
    Theo

Reacties zijn gesloten.