Engelen, hun handen zullen je dragen

Op het scherm waarop de kerkgangers van de Oosterkerk vanmorgen welkom worden geheten staat ook de naam van de man die zorgt dat deze dienst op internet gezien en gehoord kan worden. Vermeld wordt: Kerkbeeld: Dick Hobé. Kerkbeeld is de naam van een knop op de website van de protestantse gemeente te Aalten, kerkvenster.nl, die aangeklikt kan worden en dan kan een dienst in beeld en geluid worden gevolgd. Ook later, op elk willekeurig tijdstip, kan de dienst via internet bekeken worden. Bij binnenkomst speelt Joop Ormel op het orgel, Erik Bekkers is de koster en Erik Rademaker zorgt ervoor dat de kerkgangers de teksten van de Bijbellezingen en de te zingen liederen op het scherm kunnen lezen. De voorganger is ds. Gerhard ter Maat, een zoon van een Aaltense familie, die na zijn omzwervingen als predikant weer in zijn geboortedorp is komen wonen. Ouderling Anja Koskamp heet de kerkgangers welkom en heeft enkele mededelingen. Aan het begin van de dienst worden twee verzen van Psalm 34 gezongen. De dominee leidt een gebed in en zegt dat wanneer je tot God bidt je nieuwe woorden kunt gebruiken. Dat kan verfrissend zijn. Maar je kunt ook oude vertrouwde woorden gebruiken. Toen de dominee net getrouwd was had hij wel eens een zondag geen dient. Dan kwam hij bij zijn ouders en ging mee naar de kerk. Dan klonken oude vertrouwde woorden. ‘Laten we bidden om vergeving van onze schuld’, en de dominee spreekt dat gebed uit. Na het zingen van psalm 103:3 spreekt de dominee een genadeverkondiging uit en wordt vers 4 van psalm 103 gezongen. Aan de kinderen in de kerk vraagt de dominee hoeveel vingers ze hebben. ‘Tien’, klinkt het direct. Toen God zag dat het niet goed ging met de mensen gaf hij zijn tien regels. De tien geboden worden gelezen. De engelen gaven de Thora door, in de hemel dienen ze God, laten wij van hun daden zingen. Psalm 103:8 wordt gezongen, waarin de engelen krachtige helden worden genoemd. Met tien kinderen maakt de dominee een praatje. Hij vraagt wie van hen in de afgelopen tijd ziek is geweest. Een kind heeft hoofdpijn gehad. ‘Wat is er aan gedaan?’ Het antwoord is verrassend, ‘ik ben naar school gegaan’. De dominee houdt aan. Een kind meldt dat het moest hoesten. Ook die is ter genezing naar school gegaan. De kinderen krijgen in de nevendienst een verhaal over ziekte, de schoonmoeder van Petrus is ziek. In de kerk gaat het over mensen die heel erg ziek zijn en het gevoel hebben dat God heel dichtbij is. De eerste Bijbellezing is Psalm 91. Dat gebeurt met hulp. In deze psalm zijn drie stemmen te horen. De stem van de priester, die van de gelovigen op het plein voor de tempel en de stem van God. De dominee is de priester, Anja Koskamp de gelovige en in de gemeentezang van de verzen 7 en 8 van psalm 91 klinkt de stem van God. De tweede lezing is uit Lucas 4, waar Jezus door de duivel op de proef wordt gesteld. De dominee leest Psalm 91:11-12a nog eens, ‘Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat. Hun handen zullen je dragen.’ De dominee begint zijn verkondiging met te zeggen dat hij van alle facetten van het ambt van predikant heeft genoten. Heel veel van de catechese. Hij moet denken aan een lokaal achter de kerk. Niemand voelde zich daar thuis, de catecheet niet en de catechisanten niet. Vanaf de jaren tachtig nodigde hij de catechisanten thuis uit. Gelukkig woonde hij in ruime ambtswoningen. Soms was het wel eens behelpen. Dan zaten de catechisanten op de vloer. In die sfeer vroeg een catechisant eens aan mij: ‘We praten nu wel voortdurend over God maar merk jij wel eens wat van God?’ Dat was een eerlijke vraag en daar paste een eerlijk antwoord op. Niet elke dag gebeuren er dingen die je niet kunt verklaren. Wel heeft de dominee het volgende meegemaakt. Een oude man lag aan het eind van zijn leven in het ziekenhuis. Hij had 1 dochter die veraf woonde. De verzorging van haar vader kwam op haar neer. Zij ging in het huis van haar vader wonen. De arts zei dat haar vader spoedig zou overlijden. Maar het duurde en duurde maar. De last van de verzorging begon op de dochter te drukken. De verpleegster zei dat ze het niet meer aan kon. Zij had meer hulp nodig van de dominee dan haar vader. Op een dag zat de dominee bij haar en zei: ‘Zullen we samen aan God vragen of Hij hem tot zich wil nemen. Het was vijf voor half zeven. Later op de avond belde de dochter en zei: ‘Vader is om vijf voor half zeven overleden’. Wonderlijke gebeurtenis. Maar je maakt ook anders mee. Je bidt met de familie en het lijkt wel of God niets hoort. Nu de dominee met emeritaat is heeft hij meer tijd voor studie. Hij is bezig met het lezen van het boek van Leo de Graaff ‘De verdwijning van engelen uit kerk en theologie’, een proefschrift. Recent onderzoek, gepubliceerd in Trouw (van 16 jan. jl.) laat zien dat 17% van de Nederlanders nog in God gelooft. God verdwijnt uit het geloof van mensen. In hoeverre spelen engelen nog een rol in ons geloofsleven? Als ze geen rol meer spelen verarmt dat mijn geloofsleven? En omgekeerd, als ze dat wel doen, verrijkt dat mijn geloofsleven? Psalm 91 wil ons helpen bij dat soort vragen. Op het tempelplein hebben de mensen zich verzameld. De priester ziet de mensen en begint een lied te zingen. Daarin vertolkt hij wat de mensen is overkomen. Die zijn terechtgekomen in het net van de vogelvanger of getroffen door de dodelijke pest. Je vraagt je af of je in een levensbedreigende situatie terecht bent gekomen. Krijgt de dood mij te pakken of niet? In de nacht droom je van de ellende die je is overkomen. Pijlen vliegen overdag op je af. Dat is een beeld uit de oorlog. Het kan ook oorlog zijn in families of in de kerk. De pest waart overal rond. Er vallen 1.000 aan je linkerkant en 10.000 aan je rechterhand. Je kind is getroffen en het zal toch niet sterven? Thans komen veel mensen op aarde om en hier in Aalten heb je het goed. Anderen vluchten hier naar toe en kloppen aan de poort van Aalten. En als het omgekeerde gebeurt, wij vluchten, krijgen wij dan gehoor? De priester zingt je toe, hij vertrouwt je toe aan de engelen. Die zullen je dragen waar je ook gaat of staat. Zij hebben de taak van God gekregen om ons indien nodig op aarde te dragen. Dat zijn prachtige woorden. In het verlengde van wat de catechisanten vroegen vraag ik: merken wij daar iets van? In zijn boek ‘Christelijk geloof’ vertelt prof. Berkhof over een bijzondere ervaring aan het begin van de oorlog. Als jong predikant, 26 jaar, waarschuwde hij vanaf de kansel in Lemele tegen het fascisme. Hij werd opgepakt, gevangen gezet in Enschede en later overgebracht naar het Oranjehotel in Den Haag. Na verhoor waren er maar drie mogelijkheden. Je werd vrijgelaten, of bleef gevangen, of naar de Waalsdorpervlakte gebracht om te worden gefusilleerd. Toen hij van Enschede naar Den Haag werd overgebracht verongelukte de auto waarin hij zat. Als door een wonder bleef hij gespaard. Later vertelde hij daarover in familiekring dat hij bij Hoevelaken een engel had gezien die hem op zijn pad droeg. Niet voor niets zingen we in psalm 91 over ‘mijn toevlucht’. Belangrijk is het vertrouwen op God dat we gedragen worden. Zien kunnen we dat niet. Een kenmerk van onze ogen is dat we niet zien wat achter ons is. Laat staan dat we de werkelijkheid van God en de engelen kunnen zien. Prachtig is wat Jezus doet. Hij wordt verleid door de duivel. Die brengt Jezus naar het hoogste punt van de tempel in Jeruzalem en zegt ‘spring maar, de engelen zullen u dragen’, doelend op Psalm 91. Jezus antwoordt met een ander citaat: “Er is gezegd: ‘Stel de Heer, uw God, niet op de proef”. Wij moeten God niet op de proef stellen door zoiets te doen als de duivel voorstelt om te bewijzen dat God bestaat. Dat is niet de bedoeling. De dominee vertelt nog over een man in het ziekenhuis. Die had zijn voet gestoten en was gevallen. Aan het bed vroeg de man of de dominee een stukje uit de Bijbel wilde lezen. De dominee las Psalm 91. Toen hij aan het lezen was dacht hij: ‘heb ik wel de goede psalm gekozen?’ Toen las hij: ‘Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat. Hun handen zullen je dragen, je voet zul je niet stoten aan een steen …’ Hoe zou dat overkomen? De man lachte voluit en daarna hadden ze een heel fijn gesprek over God en het geloof. Engelen dragen mij zelfs als ik gevallen ben. Zelfs als het niet zo goed met mij gaat kan het heel goed met mij gaan. De dominee herhaalt dat. Want ik weet dat ik wordt gedragen door engelen in opdracht van God. Na het amen van de preek worden de verzen 1,2 en 3 van lied 91a gezongen. Er is geen mededeling van overlijden van gemeenteleden. De dank- en voorbeden worden afgesloten met stil gebed en het gezamenlijk bidden van het Onze Vader. De collecte in de kerk is bestemd voor de kerk, bij de uitgang voor het missionair werk. Het slotlied is lied 150a. Nadat de dienst is beëindigd loopt de dominee met een van de ouderlingen naar de zuidelijke uitgang van de kerk en wenst de kerkgangers een goede zondag.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.