Dromen van vrede

In de bank voor ons zit een echtpaar dat we nog kennen uit de tijd dat we in Friesland woonden. Ze zijn de grootouders van een van de drie dopelingen die vanmorgen gedoopt worden in deze eerste adventsdienst in de Oosterkerk. De Friezen zijn gisteren gekomen en hebben vanmiddag een familiebijeenkomst. Op de voorste bank zitten de zes doopouders waardoor de leden van de kerkenraad na binnenkomst op hun eigen banken links en rechts van de preekstoel plaatsnemen. Reinier Demkes verwelkomt de kerkgangers en leest de afkondigingen. De voorgangers is ds. Hendrik Jan Zeldenrijk en de organist is Hans te Winkel. Na het zingen van lied 288 volgen stil gebed, bemoediging en groet. Aan het begin van de dienst worden een paar woorden uit Jesaja 2, de verzen 1 tot 5, gelezen. Dat is de profetie over een nieuwe tijd waarin zwaarden worden omgesmeed tot ploegijzers en geen mens meer zal weten wat oorlog is.

Een moeder en haar kind Ingrid en Roy van Eerden, steken de eerste adventskaars aan. Eerst wordt een deel van een gedichtje gelezen.

 

Jesaja spreekt het woord van God

Het klinkt haast als een bede.

Maak van je speer en zwaard

Gereedschap om te bouwen.

Dan breekt het rijk aan van de Heer

Op wie je kunt vertrouwen.

 

Het eerste adventskaarsje wordt aangestoken. Het tweede deel van het gedichtje volgt.

 

Jesaja, Johannes, Jakobus en Jozef

Zij maken het mee en vertellen het mij.

Vier J’s die samen de vijfde verwachten

En de zesde J ben Jij.

 

De dominee steekt de kaars in het liturgisch bloemstuk aan. Dat bestaat uit de spiegel met een paar barsten erin en enkele bloemen ervoor en daarvoor wat dood hout. Aan de voorkant van het bloemstuk zijn maar weinig bloemen. Als je voor jezelf leeft bloeien er maar weinig bloemen. Waar visioenen werkelijkheid worden, bloeit de aarde. Van het projectlied ‘Maak het mee’ worden de twee verzen van de eerste advent gezongen. De dopelingen worden binnengebracht. ‘Mooi he’, zegt de dominee, ‘als je jouw kleinkind de kerk in mag dragen’. Sinds een jaar is hij ook grootvader, de dominee geniet er zeer van. Onze dochter zei eens: ‘Als ik geweten had dat kleinkinderen zo leuk waren dan was ik daar eerst aan begonnen’. Het lied ‘Welkom in ons midden’ wordt gezongen. Aan de doopouders wordt gevraagd met welke naam de dopeling genoemd moet worden. ‘Moge deze namen voorgoed geschreven staan in de palm van Gods hand’. De doopouders gaan met hun dopelingen op het podium bij het doopvont staan, de kinderen die naar de nevendienst gaan mogen naar voren komen en op de voorste bank gaan zitten. De dominee spreekt een doopgebed uit, van lied 80 uit de bundel Geroepen om te zingen worden twee verzen gezongen, de doopvragen worden gesteld. Het eerste kind, Sophie, wordt gedoopt en begint met overtuiging te huilen. Elk kind krijgt dezelfde zegenbede mee: ‘Moge Gods hand voor je zijn om de weg te wijzen, rondom je zijn om je te beschermen, onder je om je op te vangen als je valt en boven je om je bovenal te zegenen’. De doopouders steken de drie doopkaarsen aan en van lied 80 worden twee verzen gezongen.

Na een gebed maakt de dominee een praatje met de kinderen. Op de schermen voorin de kerk verschijnt een mooie foto van een regenboog over een groene weide. Aan Martijn, die de beamer bedient, vraag de dominee of het gelukt is. Of de duif te zien is. Die moet worden gehaald, Colenbrander loopt naar een van de zalen en komt terug met een vogel. ‘Wat is dit?’, vraagt de dominee. Een kind is van mening dat het een eend is. Nee, dat is het niet. Een eend kan ook niet zo ver vliegen als een duif. Een ander kind ziet een regenboog in de duif. Dat is goed. Het is de duif Rainbow die uit Wonderland komt en de kinderen vertelt over vrede. Negen kinderen gaan naar de nevendienst.

De dominee leest uit Mattheüs 24:32-44, van lied 441 worden de verzen 1 en 2 gezongen en de dominee begint daarna aan zijn verkondiging. Aan het begin van de dienst lazen we een droom over vrede. Wie doet dat niet, wat kunnen we naar vrede verlangen. Het visioen van Jesaja, dat wapens in landbouwwerktuigen veranderen, is in de verste verte nog geen werkelijkheid. Vandaag is de eerste advent. Het is niet de eerste keer dat we aan de geboorte van Jezus denken. Advent is vooral wachten en verlangen naar de nieuwe toekomst die beloofd is. Dat wachten duurt al zo lang en daardoor denken er velen niet meer aan. Ik zal niet vragen de vingers op te steken als u er ook niet meer aan denkt. De woorden in het gelezen gedeelte zijn niet bedoeld in de zin van: Wacht maar af. We zullen eraan moeten werken en moeten vechten voor vrede. Het geloof vraagt niet om een houding van: Stil maar, wacht maar, ga maar in een hoekje zitten. Als iets heel lang duurt kan het verwachten ervan naar de achtergrond verdwijnen.

In wat uit Mattheüs is gelezen gaat het over de wederkomst. De mensen leven zoals in de tijd van Noach. Ze leven, maar met de toekomst houden ze zich niet bezig. Veel mensen denken: komt die tijd wel echt. Een tijd waarin er geen pijn, angst en verdriet zal zijn. En als het maar duurt en duurt voordat die tijd komt dan is het geen wonder dat de gedachte eraan naar de achtergrond verdwijnt. Jezus vergelijkt het leven met de vijgenboom. Zodra er blad aan die boom komt weten we dat de zomer komt. Zo mogen wij ook naar de toekomst kijken. Het is niet de vraag of die nieuwe toekomst komt, maar de vraag wanneer. We moeten niet leven zodat we door die nieuwe toekomst overvallen kunnen worden. Wordt je leven niet veel rijker als je iets te verwachten hebt? Verwacht u iets? Merken we dat van elkaar? Ik hoor er weinig over praten. Er wordt veel met elkaar gepraat en er wordt veel vergaderd, maar ik hoor nooit over de toekomst praten. Onze toekomstverwachting lijkt heel ver weggezakt.

Wij zijn niet anders dan de mensen in de tijd van Noach. We hebben onze handen vol, we leven of het van ons afhangt. Jezus zegt: er komt een nieuwe tijd. Leef je leven, maar leef niet alsof die tijd niet komt. Na het amen van de preek wordt lied 442 gezongen. Er volgt een afkondiging van overlijden van vier gemeenteleden waarna van lied 982 de verzen 2 en 3 worden gezongen. Hierna volgen de dank- en voorbeden. De collecte wordt gehouden, de kinderen komen weer binnen. Voor de doopouders is er een witte roos en tot slot wordt lied 425 gezongen waarna de zegen wordt uitgesproken. Na afloop van de dienst kunnen de doopouders worden gefeliciteerd en is er gelegenheid om koffie, thee of fris in een van de zalen te drinken.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.