Een nieuw begin

Er wordt vanmorgen in de dienst in de Oosterkerk een kort filmpje getoond. Dat gebeurt net voordat ds. Riemer Faber een praatje gaat maken met de elf kinderen die naar de nevendienst gaan. Die weten kennelijk wat er gaat gebeuren want ze gaan op de voorste bank in het rechtervak zitten. De dominee herinnert eraan dat de kinderen het de vorige week over de duif Rainbow hebben gehad. Ze dachten eerst dat het een eend was. Maar eerst gaan we naar een filmpje kijken. Kinderen zingen een liedje: ‘Wat breng je voor ons mee, waar kom je vandaan?’ Vertel ons je avontuur. Rainbow is in Ethiopië geweest, daar schijnt altijd de zon. Daar wonen lieve kinderen maar er zijn geen klaslokalen en er is geen tijd om te spelen. Dat kan beter. Willen jullie helpen? Geef alles maar aan mij. Dan leest Mariska, een van de leidsters van de nevendienst, een verhaal uit het dagboek van Rainbow. ‘Roekoe’, is de welkomstgroet van de duif. ‘Ik ben nog steeds ver weg. In Pakistan. In het dorp waar moslims en christenen in vrede bij elkaar komen, samen met hun verstandelijk gehandicapte kinderen’. Het verhaal gaat verder over Samuel, een jongen. Samuel kan niet zo goed praten en kan ook niet goed lopen. De ouders van Samuel zijn naar een bijeenkomst geweest waar ze meer geleerd hebben over kinderen met een handicap. Een handicap is geen straf van God. Sindsdien is het leven van Samuel totaal veranderd. Twee keer in de week komt de fysiotherapeut om oefeningen te doen. Vandaag is een belangrijke dag, hij mag proberen te lopen. ‘Kijk, daar is de fysiotherapeut’. Op het podium in de kerk zit Bram in een rolstoel. De fysiotherapeut, een andere leidster, komt bij Bram staan en helpt Bram uit de rolstoel. Zo zet ook Samuel zijn eerste stapjes. Zijn moeder lacht. Het is een nieuw begin voor Samuel. De dominee zegt dank voor het verhaal en de kerkgangers applaudisseren. (Het verhaal staat in ‘Kind op zondag’ een uitgave van de PKN. Afgelopen vrijdag ben ik in het kerkelijk bureau geweest om een enkele pagina te kopiëren. Nadat ik het verhaaltje over Samuel gekopieerd had, was het papier op. Het is prima materiaal ter ondersteuning van de kindernevendienst en in de dienst kan tijdens het gesprek met de kinderen dit materiaal dienen om de kerkgangers duidelijk te maken waarover met de kinderen tijdens de nevendienst wordt gesproken).

Door de vrieskou loop ik naar de Oosterkerk. Bij binnenkomst denk ik: Het kan minder. De kerk zit niet stampvol maar is gelet op het weer goed bezet. Joop Ormel bespeelt het orgel, koster Arjen Timmers is zo vriendelijk om mij te orde van dienst aan te reiken. Elly Hoftijzer verwelkomt de kerkgangers waarna van Psalm 33 de verzen 7 en 8 als aanvangslied worden gezongen. Na bemoediging en groet steken Mariska en Bram twee adventskaarsen aan. Eerst wordt een deel van het opzegversje door Mariska gelezen: ‘Jesaja spreekt het woord van God, het klinkt haast als een bede. Ik steek het eerste kaarsje aan: het lichtje van de vrede’. De eerste kaars wordt aangestoken. Dan leest Bram het tweede deel: ‘Johannes roept het woord van God, herhaalt het vele keren: Maak nu de weg klaar voor de Heer en laat je door mij dopen. God maakt met jou een nieuw begin, daar kun je vast op hopen. Ik steek het tweede kaarsje aan: het lichtje van bekeren’. De tweede kaars wordt aangestoken. (Het laatste deel van het versje wordt niet gelezen: ‘Jesaja, Johannes, Jakobus en Jozef – zij maken het mee en vertellen het mij. Vier J’s die samen de vijfde verwachten – de zesde J ben Jij’). De dominee licht het liturgisch bloemstuk toe waarvan een mooie foto op de schermen verschijnt. Jesaja en Johannes vertellen over een nieuw begin, een zichtbaar teken daarvan is de doop dat gesymboliseerd wordt door water en een schelp. De toelichting staat ook in ons kerkblad, zie kerkvenster.nl. Het projectlied, behorend bij de tweede advent, wordt gezongen. De kinderen die naar de nevendienst gaan komen naar voren.

De lezingen zijn uit Jesaja 9:1-6 en Mattheüs 3:1-12. ‘Dromen in het donker, dromen in de nacht. Dromen dat de morgen licht ontsteekt en lacht’. Met dit adventslied begint de dominee aan zijn overdenking. We spreken over de donkere dagen voor kerst, al kunnen we ons dat op deze zonovergoten morgen niet zo goed voorstellen. Maar er zijn ook dagen dat het nauwelijks licht wordt. We hangen een kerstster voor het raam en steken kaarsjes aan. Het helpt ons de donkere dagen door te komen. Maar hoe verhoudt zich dat tot waar het in de advent om gaat? Ook in de kerk steken we kaarsen aan, teken van het licht dat dichterbij komt. Daarbij denken aan Jezus en zijn komst en aan Zijn wederkomst. Wat zegt het ons? De komst van Jezus is al zo lang geleden. En die wederkomst, ja zijn we daar wel zo echt mee bezig? We ervaren een afstand tussen God en zijn beloften en de dingen in ons dagelijks leven. Over een paar weken klinkt de boodschap van vrede. Ondertussen gaat het geweld maar door. Aleppo, dreiging van aanslagen, etc. Dromen van vrede, is het geen illusie? Ook in ons eigen leven merken we dat. Verdriet en verslagenheid bij de een, spanning en zorg bij de ander. Het is niet gemakkelijk geloof en werkelijkheid bij elkaar te brengen.

We lazen uit Jesaja de woorden: ‘Het volk dat in duisternis wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht’. Deze woorden zijn geschreven door iemand die het nodige heeft meegemaakt. Israël is in verval, de glorietijd ervan is voorbij. Twee van de twaalf stammen zijn reeds onder de voet gelopen en door Assyrië weggevoerd. Toch blijft Jesaja dromen, hij gelooft dat God uitkomst zal brengen. Hij herinnert aan de Gideon die met 300 man het leger van Midian versloeg. ‘Iedere laars die dreunend stampte en elke mantel waar bloed aan kleeft, zal worden verbrand, een prooi van het vuur.’ Kortom: het militarisme van Assyrië zal voorgoed worden uitgeroeid, het zal geen toekomst hebben. Jesaja praat over de toekomst alsof het werkelijkheid is geworden. Hij ziet een messiaanse gestalte, een zoon van David, die een wending zal brengen in de geschiedenis. ‘Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen.’

Onze situatie is in veel opzichten vergelijkbaar met de tijd van Jesaja. Ook vandaag is er veel duisternis en komt het aan op blijven geloven, hopen en verwachten. De krachten van de duisternis lijken veel sterker dan die van het flauwe licht dat er doorheen schijnt. Veel mensen vragen zich af wat er terechtkomt van het Rijk van de Vredevorst. Dromen van de Vredevorst is niet anders dan in de tijd van Jesaja. Wij weten dat de Messias die Jesaja verwachtte gekomen is in het kind van Bethlehem. In Hem is Gods belofte werkelijkheid geworden. Het is een teken van God dat Hij een nieuw begin met ons wil maken. Als je in dit Kind gelooft krijg je weer moed. Dan weet je dat het met onze wereld en dat het met ons niet zal eindigen in het lege niets, maar dat het uiteindelijk zal uitlopen op Gods koninkrijk. Onze dromen in het donker zullen geen illusie zijn. We moeten er wel wat bij zeggen. In het andere Bijbelgedeelte dat gelezen is, roept Johannes de mensen op tot inkeer. ‘Maak de weg van de Heer gereed, maar recht zijn paden’. Johannes gaat tekeer tegen de Farizeeën en de Sadduceeën en maakt duidelijk dat hij in dienst staat van Hem die na hem komt. Het gaat hem erom dat mensen hun leven veranderen, nieuwe wegen inslaan. Dat ze vruchten van dat nieuwe leven voortbrengen. Als teken van dat nieuwe leven lieten velen zich dopen, beleden hun zonden en kwamen tot inkeer.

Advent, het is niet alleen dromen van wat komt maar ook je leven daarop afstemmen. Gods toekomst kan in ons al een beetje zichtbaar worden in wat we uitstralen, in wat we delen met een ander. Wat betekent het dat we gedoopt zijn, dat we christen zijn?  Kaj Munk, theoloog en verzetsheld, hield vlak voor hij door de Duitsers werd gefusilleerd (jan. 1944) een vlammende adventpreek over deze tekst. Onder de dreiging van zijn nabije dood zag hij ernaar uit om nog een keer Kerst te vieren met allen die hem lief waren. Maar hij was kritisch, ook naar zichzelf. ‘’Wat heeft het voor zin als de boom gekocht is en het varken geslacht is? Als de bedden klaar staan voor de kinderen die weer eens thuiskomen. Wat heeft het voor zin als wij bij al die drukte dat kleine kamertje in onze borst vergeten? ‘Maak recht de weg van de Heer’. Ja, zei hij, dat wil ik proberen. Deze weken voor advent wil ik een moment zoeken om alle gejaag en gejacht opzij te zetten en helemaal alleen zijn en dan denken aan het Kerstfeest. Ik wil denken aan mijn bekommernissen, mijn zorgen, en mijn zonden. Ik wil denken aan alle leed en nood in deze wereld. Diep zijn ze in deze tijden. Wie heb ik vergeten met mijn geld, met mijn gaven, met mijn gebeden? Waar had ik meer kunnen helpen? Want als ik langs mijn broeder die in nood verkeert heenloop, dan gaat het Kerstfeest ook langs mij heen’’.

Prachtig wordt hier duidelijk dat het vieren van een nieuw begin nooit losstaat van hoe wijzelf in het leven staan. Advent is de tijd die ons gegeven is om daarbij stil te staan, om te ontdekken hoe wij staan tegenover dat Kind van Bethlehem wiens komst wij gaan vieren. Misschien moeten we bij onszelf wel een grote schoonmaak houden, vertrouwde zekerheden overboord gooien en ons kwetsbaar opstellen. En ontdekken dat onze manier van leven ver van het kerstevangelie afstaat om het Kind van Bethlehem te kunnen ontmoeten. Want alleen dan kan het een feest worden als we Hem toelaten in ons hart om recht te maken wat krom is.

Na het amen van de preek worden de verzen 1,2, en 3 van lied 439 gezongen. Daarna volgt een mededeling van overlijden van vier gemeenteleden gevolgd door het zingen van de verzen 2,4 en 5 van lied 444. Hierna worden de dank- en voorbeden uitgesproken. Tijdens de collecte komen de kinderen weer binnen. Gezang 442 is het slotlied waarna de zegen wordt uitgesproken.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.