De wijzen uit het Oosten

De dienst in de Oosterkerk van vanmorgen heb ik via internet gevolgd. Organist Hans te Winkel hield voorafgaande aan de dienst op met zijn spel toen de kerkenraad nog niet binnen was. Die liet nog even op zich wachten. Ouderling Wilma Winkelhorst, tijdelijk voorzitter van de kerkenraad totdat een nieuwe gevonden is, las de afkondigingen. De voorganger is vanmorgen ds. Wim Everts, de collecten zijn voor de kerk en de diaconie en na afloop is er gelegenheid om koffie of thee te drinken. Van Psalm 72 worden de eerste drie verzen gezongen en na bemoediging en groet lied 503. Tijdens het gebed om de nood van de wereld wordt enkele keren lied 301 e gezongen. Van Jesaja 60 worden de verzen 1 tot 6 gelezen gevolgd door het zingen van lied 494. Uit Mattheüs 2 wordt het verhaal over de wijzen uit het Oosten, de verzen 1-12, gelezen, waarna de verzen 1,2, en 4 van lied 506 worden gezongen. Dan begint de dominee aan zijn verkondiging.

De wijzen, of magiërs, uit het Oosten geloofden in de sterren. Het was hun vaste overtuiging dat alles voorgeschreven staat in de sterren. De sterren, de sterrenhemel was voor hen de hogere werkelijkheid waarvan de aardse werkelijkheid is afgeleid, een afspiegeling. De wijzen lazen in de sterren hun lotsbestemming. Zoals de sterren hun vaste banen gaan, zo verloopt alles op aarde volgens vaste wetmatigheden. Uiteindelijk herhaalt alles zich in een eindeloze kringloop, zoals de sterren opgaan en ondergaan. Het leven kent geen doel, er is geen hoop. In de toekomst zal het niet anders gaan dan het nu is. De mens heeft te leven in een koud en onverschillig heelal dat onbewogen blijft. De mens komt en gaat zonder dat het leven enige betekenis heeft. Hoeveel wijzen in onze tijd delen niet datzelfde geloof. Alles wordt bepaald door toeval of door natuurkundige wetmatigheden.

De wijzen geloofden in de sterren maar het gaf hun geen blijdschap. Toen kwam die ene ster. Een koningsster die zei dat er bij het Joodse volk een koning geboren is. Ze lieten alles achter zich en gingen op weg. Misschien zouden wij dat ook wel willen. Een ster die ons leven verlicht, een ster die ons laat weten dat God er is, ons troost geeft en zegt dat het met de wereld ergens naar toe gaat. De magiërs gingen op weg. Tijdens die lange tocht scheen de ster niet meer. Onderweg sloeg de twijfel toe. Hebben we ons vergist, iets over het hoofd gezien? Ze gaan naar Jeruzalem waar niets erop wijst dat er een koning geboren is. Koning Herodes ontbiedt hen, in het paleis is er iemand die zich de profetie herinnert dat er in Bethlehem een leider geboren zal worden. De wijzen gaan naar Bethlehem.

Misschien moeten we het in ons leven stellen zonder een ster, maar ook aan ons is het woord van God gegeven als een lamp voor onze voet en een licht op ons pad. Het wijst ons de weg die we zullen gaan. Als de wijzen naar Bethlehem gaan zien ze de ster weer. Hun zoektocht is niet tevergeefs. Ze vinden geen paleis of een troon. Want een koning, laat staan de Goddelijke waardigheid, is dit kind niet aan te zien. Toch knielen ze neer om het kind te aanbidden. Christus is geboren, niet in een paleis, maar in armoede. Zo wordt de profetie van Jesaja vervuld: ‘Volken zullen opgaan naar uw licht en koningen naar uw stralende opgang’. Zo zijn de wijzen gekomen, ze beelden uit wat geloven is. Dat is op weg gaan. Veel Bijbelverhalen zijn reisverhalen. Zoals Abraham die op weg gaat naar het land dat God hem wijzen zal. Geloven is op weg gaan in het vermoeden dat het leven meer moet zijn dan een eindeloze herhaling van dingen. Geloven is op zoek gaan naar het licht omdat we iets gezien hebben dat richting geeft aan ons leven.

Ons leven is een pelgrimstocht. Wat beweegt ons, wat is onze bestemming? Wat ons beweegt is het verlangen dat God in ons hart heeft gelegd. Het verlangen naar vrede, geluk, liefde, naar wat zin en inhoud geeft. Of zoals Augustinus zei: ‘Gij hebt ons gemaakt naar U, en rusteloos blijft ons hart totdat het zijn rust vindt in U.’ Ook wij zijn geroepen om op weg te gaan, het licht te volgen. Soms raken we het spoor bijster en vragen we ons af of we wel op de goede weg zijn. Dan hebben we het gevoel dat er geen toekomst is en lijden we onder Gods verborgenheid onder een donkere hemel. Het meest wijze is om toch door te gaan. Dat is wat wijzen ons willen zeggen: Blijf geloven, blijf doorgaan. De wijzen hebben schatten meegenomen. Goud, wierook en mirre. Wat nemen wij mee? Wat zijn de schatten van ons leven? Is niet ons kostbaarste bezit een hart dat open staat voor de noden van onze medemens. Een hart dat vol is van liefde en barmhartigheid. De ontmoeting met het kind van Bethlehem heeft het leven van de wijzen ingrijpend veranderd, ze gaan een andere weg terug. In de ontmoeting met het kind van Bethlehem kun je niet zo blijven als je bent. Ook ons leven zal veranderen. Dan zullen we mensen van het welbehagen worden. Om de liefde van God door te geven van mens tot mens.

Zo mogen wij ook op weg gaan in de wetenschap dat we niet overgeleverd zijn aan onszelf. Ons leven heeft een toekomst, een bestemming. Aan de horizon van ons leven zal het licht van God over ons opgaan. Dan zullen we Hem vinden die gekomen is om het leven met ons te delen. Jezus, de morgenster, de vaste stille ster, zal opgaan aan het einde van ons leven. Na het amen van de preek wordt lied 500 gezongen. Via internet hoor je de dominee meezingen, een mooie stem. Er is een mededeling van overlijden van een lid van de gemeente waarna de verzen 1,5 en 7 van lied 512 worden gezongen. Na de collecte en het zingen van lied 919 zegt de dominee dat iemand die naar huis is gebracht het goed maakt. De zegen wordt beantwoord met het zingen van de verzen 1,2, en 3 van lied 416.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.