Basisvertrouwen

Er klinkt geroezemoes in de Oosterkerk wanneer Greet en ik binnenkomen. Er worden vanmorgen twee kinderen gedoopt en de doopouders hebben kennelijk aanhang. Jonge mensen brengen leven in de kerk, ouderen wachten zwijgend af wat gaat komen. Het brengt sfeer in de kerk en de kerk is goed bezet. Elly Hoftijzer heet de kerkgangers welkom en leest de mededelingen. In deze dienst zullen Viggo Wikkerink en Joes Pronk gedoopt worden. Na het zingen van lied 288 volgen bemoediging en groet uitgesproken door ds. Hendrik Jan Zeldenrijk. Vlak voor het begin van de dienst schoot koster Erik Bekkers hem aan, de dominee zegt dat er vanmorgen wel kerkradio is maar geen Kerkbeeld. De dienst is dus niet via internet te volgen. Lied 286 wordt gezongen, hierna worden de dopelingen binnengedragen, ook de andere kinderen van de doopouders komen binnen. Die kijken blij verrast. ‘Het is leuk hier in de kerk, houd het gevoel vast!’, zegt de dominee. De dopelingen worden voorgesteld door het projecteren van een foto met naam op het scherm. Als er een kind geboren wordt is dat reden tot blijdschap. Dat wordt op verschillende manieren tot uitdrukking gebracht. De doopouders hebben gekozen voor een lied van Jan Smit: ‘Niemand zo trots als wij’.

“Sluit heel eventjes je ogen maar, voel de liefde om je heen. Jij maakt onze mooiste dromen waar,
sinds de dag dat jij verscheen.
Elke dag houd ik jou in mijn armen, een gevoel dat ik nooit eerder heb gekend. Niemand zo mooi als jij, niemand zo trots als wij. Je bent een engel zo klein, bij jou wil ik altijd zijn.
Nu je geboren bent, iedereen jouw naam kent, zal ik de rest van m’n leven alles geven voor jou.
Sluit heel eventjes je ogen maar, voel de liefde om je heen. Jij maakt onze dromen waar,
sinds de dag dat jij verscheen.
Elke dag houd ik je in m’n armen, een gevoel dat ik nooit eerder heb gekend.
Elke dag houd ik je in m’n armen, een gevoel dat ik nooit eerder heb gekend.
Niemand zo trots als wij. Je bent een engel zo klein, bij jou wil ik zijn.”

De dominee vraagt de ouders, die zijn gaan staan, naar de naam van de dopelingen en spreekt het doopgebed uit. Uit ‘Zingende Gezegend’ worden de verzen 1 en 2 van lied 229 gezongen, worden de doopvragen gesteld en lezen de doopvaders het gedicht ‘Ik wens je’ voor, een gedichtje vol goede wensen voor de toekomst. De kinderen in de kerk mogen naar voren komen. De dominee maakt een praatje met hen. ‘Fijn dat jullie er zijn, maar waarom zijn jullie er nog?’ Er komt antwoord maar de dominee zegt: ‘Ik bedoel de vakantie’. Hij praat verder met hen over vakantie. ‘Wat is het leukste van vakantie?’ Zwemmen wordt er geantwoord. Dat je vrij bent, niet naar school hoeft en dat ze zon schijnt. ‘Als de zon schijnt wordt iedereen vrolijk. Kijk maar achterom, iedereen kijkt nu nog chagrijnig.’ Ja, ja. De dominee maakt het wat serieuzer door te zeggen dat in de Bijbel Jezus ook wel de zon wordt genoemd. De kinderen worden gedoopt en krijgen beide de Zegenbede mee. ‘Moge Gods hand voor je zijn om je de weg te wijzen, achter je om je te beschermen, onder je om je op te vangen en boven je om je te zegenen.’ De doopkaarsen worden aangestoken door een broertje of zusje van de dopelingen en het lied ‘Kind van liefde’ wordt gezongen, waarna de dominee de kinderen voorin vraagt om even stil te zijn, hij gaat bidden. De kinderen, zeventien in getal, gaan naar de nevendienst, de dominee leest Matteüs 19:13-15, wordt het lied ‘Laat de kind’ren tot Mij komen’ gezongen en trekt de dominee op de kansel zijn jasje uit.

Zijn verkondiging begint de dominee met te zeggen dat het gelezen Bijbelgedeelte kort was. Het gaat over het verhaal dat ouders hun kinderen bij Jezus brengen. De reacties van de discipelen is afwerend. Als kind hoorde je er toen niet bij. Pas als je dertien jaar was, hoorde je erbij. Jezus stelt de kinderen die er niet bij hoorden als voorbeeld. ‘Laat de kinderen ongemoeid, belet ze niet bij mij te komen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij.’ Wat wordt daarmee bedoeld? Dopen is heel bijzonder, God en de naam van de dopeling worden samen genoemd. Aan de doop gaan gesprekken met de doopouders vooraf. In al die gesprekken zijn er overeenkomsten. De doopouders geven bewust aan dat ze hun kind willen laten dopen. Maar ook dat ze los zijn geraakt van de vele gebruiken en zeker van elke zondag naar de kerk gaan. Maar wel willen ze hun kinderen iets meegeven van het geloof. Ze zijn zelf opgegroeid met de vele gebruiken en met het naar de kerk gaan. Het vanzelfsprekende is bij hen weg. Van doopouders hoor je dat ze zeggen dat als ze erover nadenken zich afvragen of het hun thuis wel goed is uitgelegd. Dat zouden ze dan anders willen doen. ‘Wat dan? Wat zouden jullie je kinderen willen meegeven?’, is de vraag die je als dominee dan gauw stelt.

Vroeger was het al niet gemakkelijk om woorden te vinden om je geloof duidelijk te maken. Als je echt met elkaar gaat praten is het moeilijk om de ander in je hart te laten kijken wat het geloof jou zegt. Wat er ten diepste in jou omgaat. De jongere generatie heeft geleerd om te communiceren, maar praten over het geloof is moeilijk. Vaak komen we niet verder dan: er moet meer zijn tussen hemel en aarde. Dat is al niet niks. Het is een basisvertrouwen. Maar blijft dat ook als je ouder wordt en het verstand dat in de weg zit? Houdt het stand als je beïnvloed wordt door andere opvattingen? Je gunt elkaar dat het basisvertrouwen stand houdt. Het is het vertrouwen dat er Iemand is waar je altijd bij terecht kunt. Dat er iemand is die altijd bij je is. Velen krijgen er moeite mee om dat uit te spreken. Soms is dat vertrouwen er wel, soms niet, soms is het weggevallen. Is het niet van belang om als ouders of als grootouders in je hart te laten kijken? Kinderen zijn open en ontvankelijk. ‘Laat de kinderen ongemoeid, belet ze niet bij mij te komen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij.’ Dat betekent niet op een kinderlijke manier, het gaat om kinderlijk vertrouwen. Velen hebben het behouden, dwars tegen hun verstand in. Dat God er is en dat God je kent. En niet alleen op dagen dat je in de zon loopt, maar ook op dagen wanneer het moeilijk is. Ze zijn er, mensen met dat kinderlijke vertrouwen dat God er in hun leven is, ook over de dood heen. Laten zij niet zwijgen tegenover hun kinderen en kleinkinderen. Stop er niet mee, want zonder voorbeelden kan het niet. Laat dat kinderlijke vertrouwen zien.

Na het amen van de preek wordt lied 241 uit ‘Geroepen om te zingen’ gezongen, volgt er een afkondiging van overlijden van een gemeentelid waarna de verzen 1 en 2 van lied 753 worden gezongen en worden de gebeden uitgesproken. Tijdens de collecte komt de dominee van de kansel en reikt aan de doopouders de doopakte uit en komen de kinderen weer binnen. Ze hebben twee rode rozen bij zich en geven die aan de doopouders. Lied 464 is de slotzang waarna de dominee de Zegen uitspreekt.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.