Het hart reinigen

Onder hen die vlak voor de dienst in de Oude Helenakerk binnenkomen is ook Evelien Faber, de echtgenote van ds. Riemer Faber. Zij loopt nog even de consistorie binnen. Dat is niet gebruikelijk maar ik zoek er niets achter. Ouderling Jan Hordijk heet de kerkgangers welkom. De voorganger is ds. Riemer Faber, de organist Hans te Winkel en Frans Ratering doet dienst als koster. In het kader van ‘Kerk in Actie’ is de collecte tijdens de dienst is voor de opleiding van sterke vrouwen in Nieuw-Guinea. Op dinsdagavond 6 maart a.s. is er in de Synagoge een lezing over ‘De Samaritanen, geschiedenis en religie van een volk in Israël’ door prof. Pieter van der Horst. De avond is belegd door de cie. Kerk en Israël en begint om half acht. De verzen 7 en 10 van Psalm 25 worden als intochtslied gezongen. Na stil gebed, bemoediging en groet zegt de dominee dat de liturgische kleur die bij deze zondag hoort paars is. ‘Als ik nou een groene stola had omgedaan, had u dat dan gemerkt?’. Nee, hoor ik bij mij in de buurt. De dominee heeft gehoord dat groen niet past. De dominee licht toe dat hij de vorige week tijdens de avonddienst gekleed was in pak. De paar zondagen daarvoor had hij geen diensten geleid. Vanmorgen had ik de groene stola nog bij me. De koster zag het en die is liturgie bewust. De dominee kon zijn vrouw nog op tijd bereiken en die bracht vlak voor de dienst de paarse stola mee. De derde zondag in de 40dagentijd wordt ‘zondag oculi’ genoemd, naar ‘Mijn ogen zijn altijd gericht op de Heer uit Psalm 25.

Na het gebed om ontferming worden de verzen 1,4,5 en 6 van lied 547 gezongen. De dominee kijkt om zich heen of er kinderen in de kerk zijn. Hij ziet er een. Dan kijkt hij of er een leidster is. Gisteravond, het was al laat, had hij nog niets van de leiding van de kindernevendienst gehoord. Het was al te laat om nog iemand te bellen. Daarom heeft hij er vanmorgen in de consistorie over gesproken. Jan Hordijk heeft nog pas, 20 jaar geleden, een nevendienst geleid. Eén op één wordt het vanmorgen dus. Het kaarsje wordt aangestoken en koster, leider en kind vertrekken naar gebouw Elim. De eerste lezing is uit Exodus 20:1-17, de tien geboden, waarna de verzen 1 en 3 van Psalm 119 worden gezongen. De tweede lezing is uit Johannes 2:13-25, de tempelreiniging, waarna lied 536 wordt gezongen.

Het beeld van Jezus die de tempel reinigt kot ons vreemd over. We kennen Jezus als liefdevol en zachtaardig, vol begrip voor de medemens die andere mensen niet gauw veroordeelt. Hier barst Jezus in woede uit over wat hij ziet op het tempelplein. Jezus jaagt iedereen weg, smijt de tafels omver en zegt tegen de duivenverkopers dat ze een markt maken van het huis van Zijn vader. Wat gebeurt er precies op het plein voor de tempel? Als de mensen naar de tempel gingen om God te eren dan namen ze een duif of een lammetje uit hun eigen veestapel mee. Die gaven ze aan de priester als offer aan God. Later ontstond steeds meer de gewoonte om op het tempelplein een offerdier te kopen. Iets dergelijks gebeurde met de tempelbelasting. Die kon alleen met Joods geld worden betaald. Niet met Romeins geld. De pelgrims die van ver kwamen wisselden hun geld voor Joods geld. Het werk van de handelaren stond goed beschouwd in dienst van de verering van God. De mensen konden aan hun religieuze plichten voldoen. Waarom werd Jezus zo kwaad?

De dominee denkt dat er twee antwoorden gegeven kunnen worden. Rond de dienst aan God was een hele koehandel ontstaan. De een verdient aan de godsdienst van de ander. Er werden grote winsten behaald. Zo werd de dienst aan God gekoppeld aan de dienst aan mammon. Daar had Jezus moeite mee, ook omdat het gebeurde op een heilige plaats: het tempelplein. Er is nog een andere reden die dieper gaat. Door deze gang van zaken dreigde de godsdienst tot een dood ritueel te worden. Eerder gaven de mensen iets van zichzelf. Een dankoffer aan God uit eigen bezit. Door de handel kwam dit op de achtergrond. In plaats van een emotionele daad werd het een dood ritueel, een uiterlijk vertoon die met het hart niet zoveel meer te maken had.

Nu komt het verhaal een stuk dichterbij. Want is dat ook niet het gevaar dat ons als gelovigen altijd bedreigt? Dat godsdienst iets uiterlijks wordt, een systeem van waarheden, regels en gewoonten. Wat betekent het voor ons dat we ons volgelingen van Jezus noemen, dat we gedoopt en lid van de kerk zijn? Is het iets uiterlijks, iets dat bij onze opvoeding en levensrichting hoort, of houdt het ook nog iets meer in? In een oud doopformulier (*) waar velen van ons nog mee gedoopt zijn, wordt gezegd ‘dat Christus door de doop onze ogen hoe langer hoe meer naar Zichzelf richt opdat wij reiniging en behoud bij Hem alleen zoeken’. Dat zijn oude woorden maar wel heel Bijbels. In de Middeleeuwen was er een theoloog die zei dat de tempel die door Jezus gereinigd wordt in feite ons eigen hart is. Misschien vroom, maar het is maar al te waar.

Mag er van ons als gedoopte mensen iets verwacht worden? De doop wordt niet voor niets een bad der wedergeboorte genoemd. We worden en zijn gedoopt in Jezus dood om met Hem op te staan tot een nieuw leven. Van wat dat in de praktijk betekent zou je veel voorbeelden kunnen geven. Het heeft te maken met die tien woorden die we vanmorgen gehoord hebben. Woorden die God aan Zijn volk heeft gegeven als wegwijzers die ons leven willen heiligen. Op weg naar Pasen willen ze ons helpen ons leven te richten op Hem die voor ons is gestorven en opgestaan. Tien woorden over het leven met God en met onze naasten. Tien woorden die ons hart willen reinigen. In ons hart leeft alles wat ons leven uitmaakt. Angst, hebzucht, haat, machtswellust, onderdanigheid, jaloezie en begeerte. Maar ook het verlangen naar vrijheid, heelheid, de moed om te leven, het geluk van echte menselijkheid en de kracht van de liefde. Het zit allemaal in ons hart en dit hart wil Jezus reinigen. Hij wil de ogen van ons hart richten op God die Zich aan ons bekend heeft gemaakt als de bevrijder van ons leven. Daaruit is de verontwaardiging van Jezus te begrijpen, niet omdat Hij zo’n geselaar is maar omdat Gods zaak en eer Hem aan het hart gaan.

Direct daarmee verbonden is dat wij mensen Hem aan het hart gaan. Jezus weet dat de zaak van God ook onze zaak is. God heeft Zijn naam op ons gelegd, Hij heeft Zijn leven aan ons verbonden en dat is niet meer weg te denken. Als we dat op ons in laten werken dan kan het niet anders dan dat we het geloof niet als iets uiterlijks beleven. Dan heeft het altijd te maken met het centrum van ons bestaan. Dan zoeken we Gods verborgen omgang. In stilte, in gebed, maar ook in gewone dagelijkse dingen waar we ons mee bezig houden. De kerk speelt daarin een rol. Elke zondag vieren we hier het geheim van Gods grote liefde. Het geheim dat tastbaar werd in de persoon van Jezus, die Zichzelf gegeven heeft als offerdier. Dat is wat ons in deze veertig dagen, op weg naar Pasen, bezig houdt. De tempel van Zijn lichaam werd afgebroken om ons te bewaren bij God en Zijn liefde. Zouden wij Hem dan niet volgen op Zijn weg naar het kruis en ons leven, door Hem gereinigd, in dienst stellen van God.

Na het amen van de preek worden de verzen 1,3 en 4 van lied 837 gezongen. Er is een afkondiging van de bevestiging van een huwelijk en staande hoort de gemeente een mededeling van overlijden van vier gemeenteleden aan gevolgd door het zingen van de verzen 2 en 3 van lied 951. De dank- en voorbeden worden uitgesproken gevolgd door stil gebed en het gezamenlijk bidden van het Onze Vader. Na de collecte worden de verzen 1,2 en 3 van lied 418 gezongen waarna de dominee de zegen uitspreekt.

(*) Het doopformulier waar de dominee uit citeert is van 1981.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.