We verdwijnen niet in het niets van voorbij

Het orgel speelt samen met het koperkwartet voorafgaande aan de dienst op Paasmorgen in de Oude Helenakerk. De kerk loopt geleidelijk aan vol, koster Arjen Timmers helpt enkelen een plekje te vinden. In de Zuiderkerk is een regenboogdienst. Ineke Nagel heet de kerkgangers welkom en wijst op de samenkomst na afloop van deze dienst op de Markt waar leden van vijf geloofsgemeenschappen in Aalten bijeenkomen onder het motto: ‘Pasen in het hart van Aalten’. De voorganger is ds. Hendrik Jan Zeldenrijk en het orgel wordt bespeeld door Harry van Wijk. Na het zingen van de verzen 1 en 4 van lied 630 volgen stil gebed, bemoediging en groet waarna lied 641 wordt gezongen. Na gebed en het zingen van de verzen 1,5 en 6 van lied 654 mogen de kinderen naar voren komen. Ze willen direct doorlopen maar de dominee vraagt of ze nog even willen blijven. Hij vraagt zich af of ‘het’ iemand is opgevallen en doelt op de nieuwe – en hoge – Paaskaars. ‘Kan iemand me even optillen?’ De dominee was hier donderdag nog en toen was de kaars nog zo kort en legt zijn vinger vlak bij de voet van de kaars. ‘Nee’, klinkt het uit enkele monden, de koster helpt de dominee zijn vinger wat hoger te leggen. ‘En nu is de kaars zo hoog, hoe kan dat?’, vraagt de dominee aan een meisje. Die zegt: ‘Hij kan gegroeid zijn door God’. De dominee vindt het een goed antwoord. Toch vertelt hij hoe het zit. Gisteravond is deze nieuwe Paaskaars voor het eerst aangestoken. De dominee tilt het meisje op die het kaarsje aansteekt waarmee het licht dat meegaat naar de nevendienst wordt aangestoken. De koster komt naar voren en zegt dat ook nog vier kleine waxinelichtjes moeten worden aangestoken. Ongeveer 20 kinderen gaan naar de nevendienst.

De eerste lezing van het verhaal van Jezus’ opstanding is uit Johannes 20:1-10 waarna lied 624 wordt gezongen. De tweede lezing wordt gevormd door de verzen 11-18 van hetzelfde hoofdstuk uit Johannes waarna de verzen 1 en 3 van gezang 221 worden gezongen. ‘Wat is het toch een bijzonder verhaal’, zo begint de dominee zijn verkondiging. We merken aan Maria van Magdala welke belangrijke rol ze speelt in het verhaal. In haar herkennen we ons. Dat Jezus is opgestaan wil er bij haar blijkbaar niet in. Voor ons is dat herkenbaar. Er zijn er onder ons die het verhaal geloven, maar ook die het niet geloven. Die herkennen zich in Maria Magdalena. Velen van ons zijn weleens in aanraking met de dood geweest, staande bij een graf. Ook vandaag wordt de naam van iemand genoemd die in de afgelopen week is overleden. Of er zijn onder ons die weten ze binnenkort hun geliefde aan de dood moeten afstaan.

Pasen, vreugde moet er zijn. Zo klonk het vanmorgen bij binnenkomst. Maar als we gaan zingen zijn er verschillen. Het is aan de mensen niet te zien. Er zijn er die delen in die vreugde. Voor sommigen is dat moeilijk. Over Pasen preken is mooi en tegelijk moeilijk. Het is te vergelijken met het schilderen van een plafond. Je werkt boven je macht. Met Pasen ook, je hebt er geen grip op, het is moeilijk. Maar Pasen is ook zo mooi, het is geweldig. Maar vergeet niet dat dit Evangelie je verstand te boven gaat. Het blijft onvoorstelbaar. De dominee herinnert zich een verhaal van dichter en dominee Geert Boogaard. Toen hij nog onderwijzer was kwam er een nieuw meisje, ongeveer twaalf jaar, in de klas. Voor het eerst hoorde ze het Paasverhaal. Ontsteld reageerde ze. Opstaan uit de dood, dat kan toch niet. Het meisje had ook nog zoiets als gezond verstand. Ook Maria van Magdala had gezond verstand. ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze Hem nu neergelegd hebben’. Dat is een logische reactie. Ze is zeer verdrietig, er staat vier keer dat ze huilde. Ze isoleert zich voor alles wat er om haar heen gebeurt. Ook herkenbaar. Ze is lamgeslagen van verdriet. Je gunt het niemand maar het gebeurt ook in onze gemeente, bijna elke week zijn er mensen die overlijden. Daar zijn we aan gewend. Maar als we het zelf hebben meegemaakt weten we wat die ander doormaakt.

Maria van Magdala, wat doet ze daar eigenlijk? Zoekt ze troost, nabijheid, herinnering? Ziet ze nog wat in die waas van verdriet? Gevoel voor de werkelijkheid mist ze. De vraag bij al die herkenning is of het besef doorbreekt dat de dood niet het laatste woord heeft. ‘Maria’ zegt Jezus. Hij noemt haar bij haar naam. Niet de dood roept haar maar het leven. Ze draait zich om en zegt: ‘Rabboeni’. Ze wil Jezus vasthouden maar Jezus laat zich niet vasthouden. Jezus is niet verdwenen in het niets van voorbij. Nee, Jezus gaat naar zijn Vader. Je kunt Jezus niet vasthouden, maar je kunt wel ervaren dat Hij jou vasthoudt. In gemis, zelfs als jezelf voor de dood komt te staan. Je verdwijnt niet in het niets van voorbij, God houdt je vast. We vieren Pasen niet als een afsluiting, alsof het met Pasen klaar is. Pasen is een begin, een voorgoed begonnen begin. Jezus leeft, de dood heeft niet het laatste woord. We gaan op weg, een nieuwe toekomst tegemoet. Het is niet alleen voor jou. We gaan op weg met een verhaal dat verder verteld wil worden. Daarover zingen we: ‘Ik zeg het allen dat Hij leeft’.

Na het amen van de preek worden de verzen 1,2,4,5 en 7 van lied 642 gezongen. Staande wordt een afkondiging van overlijden van een lid van de gemeente aangehoord waarna vers 5 van lied 655 wordt gezongen. De dank- en voorbeden worden uitgesproken gevolgd door stil gebed en het gezamenlijk bidden van het Onze Vader. Tijdens de collecte speelt de organist met het koperkwartet ‘Fantasia di Pasqua’ van Michael Bilkes. De kinderen komen weer binnen, ze hebben een glazen beker met iets lekkers erin dat ze met een rietje kunnen opzuigen. Na het zingen van ‘U zij de glorie’ spreekt de dominee de zegen uit.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.