De gelijkenis van de liefde van de vader

In de Oosterkerk is vanmorgen een doopdienst. Het welkom op de schermen in de kerk bevat zeven namen van hen die aan de dienst meewerken. De voorganger is ds. Riemer Faber, de organist is Harry van Wijk. Rieke Aalbers heet de kerkgangers welkom en leest de mededelingen. Zij noemt de namen van twee dopelingen. Ik zie slechts een jong echtpaar, waar zit het andere? Dinsdagavond a.s. is er een bijzondere gemeenteavond waarop de beroepingscommissie de naam van een predikant noemt. Wanneer de gemeente geen bezwaar heeft vergadert de grote kerkenraad direct daarna om een beroep uit te brengen. Daarna is er nog vijf dagen gelegenheid om bezwaar te maken tegen de procedure. De verzen 1 en 3 van lied 15 uit ‘Geroepen om te zingen’ worden als aanvangslied gezongen. Stil gebed, bemoediging en groet volgen. Lied 288, een morgenlied, wordt gezongen, het gebed om ontferming uitgesproken en tijdens het zingen van vers 1 van lied 305 worden twee dopelingen binnengedragen.

De dominee zegt dat twee ooms dat deden en dat het bijzondere is dat deze twee dopelingen dezelfde ouders hebben, het is een tweeling. Familie van de doopouders zit in de kerk maar er zijn er ook die er niet bij kunnen zijn. Een zuster is in Vietnam en volgt daar de doopdienst (via internet). Foto’s van de dopelingen verschijnen op het scherm. Eerst Valerie en dan Teun, en dan een foto van hen samen. De dominee leest enkele verzen uit Psalm 139: “U was het die mijn nieren vormde, die mij weefde in de buik van mijn moeder. Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel. Toen ik in het verborgene gemaakt werd, kunstig geweven in de schoot van de aarde, was mijn wezen voor u geen geheim. Uw ogen zagen mijn vormeloos begin, alles werd in uw boekrol opgetekend, aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.”

Uit ‘Tussentijds’ wordt vers 1 van lied 67 gezongen, ‘Laat de kind’ren tot Mij komen’. De dominee vraagt de doopouders naar de doopnamen, Teun en Valerie is het antwoord. Het doopgebed wordt uitgesproken waarna de kinderen in de kerk naar voren mogen komen. Dat zijn er zeven. ‘Familie?’ vraagt de dominee. Ja, neefjes en nichtjes. De doopvragen worden gesteld, de beide kinderen worden gedoopt en de dominee spreekt de doopzegen uit:  ‘Moge Gods hand voor je zijn om je de weg te wijzen. Rondom je om je te beschermen. Onder je om je op te vangen. En boven je om je bovenal te zegenen’. Uit ‘Zingende gezegend’ worden de verzen 1,2 en 3 van lied 236 gezongen, Welkom, welkom in ons midden. Jochem, de doopvader leest een gedichtje. ‘Het is in enkelvoud maar jullie moeten maar in meervoud denken, hebben wij ook gedaan’, zegt hij.

‘Ik wens je twee stevige voeten, om door het leven te gaan.
Ik wens je twee stevige handen, om anderen bij te staan.
Ik wens je een mond om te lachen, met vrienden die vrolijk zijn.
Maar ook om mensen te troosten, bij tegenspoed en pijn.
Ik wens je twee heldere ogen om te zien wat kwaad is of goed.
Dan zul je altijd weten, de weg die je volgen moet.
Ik wens je een liefdevol hart toe, een hart dat mensen bemint.
Maar bovenal heb je Gods zegen, wordt een gelukkig en lief kind.’

Dan worden twee doopkaarsen aangestoken aan de Paaskaars. Het verbeeldt het licht van Christus, zegt de dominee. Uit de bundel ‘Geroepen om te zingen’ worden de verzen 3 en 4 van lied 199 gezongen, Ik zal er zijn voor jou. De dominee overhandigt twee doopkaarten, oorkondes, aan de doopouders. ‘Er komt nog iets bij, een kinderbijbel. Maar een gezin heeft er maar recht op een’. Dat vindt de dominee niet eerlijk en daarom komt er een klein boekje bij. De kinderen verlaten de kerkzaal en gaan naar de nevendienst, de dopelingen worden de kerk uit gedragen.

De dominee eest Lucas 15 vers 11 tot 32, de gelijkenis van de verloren zoon waarna de verzen 1 en 5 van lied 313 worden gezongen.

‘Vanmorgen vieren we in de kerk een feestje’, zo begint de dominee zijn verkondiging. Samen met Jochem en Evelien en hun ouders, verdere familie en vrienden. ‘We zijn dolblij met de geboorte van onze tweeling’ staat er op het geboortekaartje. Elke geboorte is al bijzonder, een tweeling is misschien niet dubbel bijzonder maar het is er niet minder bijzonder om. Waarom vieren we dit in de kerk? Dat kan toch ook in een zaaltje? Je hoeft er niet voor naar de kerk om uiting te geven aan blijdschap. Toch hebben jullie ervoor gekozen om je dochtertje en zoontje hier te laten dopen. Om meer mensen op de been te krijgen? Nee, dat niet. Omdat het erbij hoort? Het is voor jullie meer dan dat. In het doopgesprek is er uitvoerig over gesproken. Jullie staan er ieder op eigen manier in, vanuit een verschillende achtergrond. Over veel dingen zijn jullie het eens. De doop heeft voor jullie te maken met het tot uitdrukking brengen van het wonder van het mysterie van nieuw leven. Het heeft ook te maken met wat jullie graag aan je kinderen mee willen geven. Aan geloof, hoop en liefde en aan normen en waarden voor het leven van elke dag. Ze mogen zelf kiezen wat ze daar mee willen doen. Maar aan het begin van hun leven hebben ze die bagage meegekregen als een steuntje in de rug. Dat vinden jullie belangrijk en daarom willen jullie hen laten dopen. Dat maakt duidelijk dat het om meer gaat dan een familiefeestje. Het gaat erom dat jullie geloven dat jullie kinderen, Valerie en Teun, kinderen van God mogen zijn en dat jullie hun leven aan God willen opdragen.

Er is vanmorgen een verhaal gelezen waar het ook over een feestje gaat. In eerste instantie lijkt het daar niet op. Niet voor niets heet dit verhaal de gelijkenis van de verloren zoon. Het heeft weinig met een feest te maken. We zien hem strompelend binnenkomen, uitgemergeld en uitgehongerd. Wat een verschil met toen hij vertrok. Hij wilde een verre reis maken. Zijn vader vond dat niet leuk maar liet hem gaan. Zijn zoon had een volle portemonnee, zette de bloemetjes buiten. Toen liep het mis, het geld raakte op. Hij moest werken en belandde tussen de varkens. Hij bedenkt hoe het thuis was en besluit terug te gaan. Ergens is hij bang voor zijn vader, maar aan de andere kant hoopt hij dat hij welkom zal zijn. En zo loopt het ook. Zijn vader ziet hem al in de verte aankomen, rent hem tegemoet, geeft hem een mooi gewaad, slacht een kalf en richt een feest aan. Een van de mooiste verhalen uit de Bijbel. Omdat in dit verhaal zoveel liefde doorklinkt. Laten we eerlijk zijn, die zoon was heel stom geweest. In korte tijd al zijn geld erdoor gejaagd en het zou helemaal niet vreemd zijn geweest als zijn vader heel kwaad op hem zou zijn geweest.

Dan die andere zoon. Dat was een harde werker, deed elke dag zijn best. Is het een wonder dat hij het vreemd vindt wat zijn broer allemaal heeft uitgevreten? En dat er dan ook nog een feest georganiseerd wordt als hij terugkomt? Het bijzondere van dit verhaal is dat de vader niet zo reageert. Hij is blij dat hij zijn zoon terugziet. Hij keurt daarmee niet goed wat zijn zoon allemaal uitgespookt heeft. Daar gaat het even niet om. Hij had gedacht dat zijn zoon dood was en nu heeft hij hem terug. Dat is voor hem een reden om een groot feest te geven.

Dit verhaal, deze gelijkenis, heeft Jezus ons verteld om duidelijk te maken hoe God is. Hij is niet Iemand Die ons met een spiedend oog in de gaten houdt. Die ons afrekent op onze fouten. Hij geeft ons alle vrijheid, we mogen ons leven inrichten zoals we het zelf willen. Dat betekent ook dat we keuzes moeten maken. Soms is dat moeilijk, soms maken we verkeerde keuzes, net als die zoon. Maar God reageert dan niet zoals wij mensen zouden reageren. Wij zeggen al gauw, net als die oudste zoon: Zie je wel, ik had het je wel gezegd. Of nog erger: Laat het hem nu zelf maar uitzoeken. Bij God is dat anders. God oordeelt vanuit liefde. Hij zal nooit zeggen: Bij Mij kom je er niet meer in. Nee, Hij staat ons al op te wachten met open armen. Hij heeft altijd een open deur voor ons ook al maken we nog zoveel fouten. Deze gelijkenis heet die van de verloren zoon maar verdient een andere naam. Die van: De gelijkenis van de liefde van de vader.

Vanmorgen hebben jullie, Jochem en Evelien, jullie tweeling laten dopen. Daarmee geven jullie aan dat jullie geloven in de liefde van God en dat jullie kinderen ook Zijn kinderen zijn. Ze zijn nog zo mooi jong, zo onschuldig. Hun leven staat nog aan het begin. In hun ogen zie je als het ware Gods glimlach naar onze wereld. Met het ouder worden zullen ze met van alles in aanraking komen. Voorspoed en tegenslag, verdriet en vreugde. Dan is het goed dat ze het nodige hebben meegekregen aan liefde en vertrouwen. Jullie mogen proberen hen dat mee te geven, een basis leggen waarop ze in een verder leven voort kunnen bouwen. Daarbij mogen jullie je gesteund weten door de liefde van God. De dominee wil afsluiten met een prachtig gedicht van Geert Boogaard. Het is in enkelvoud maar denk in meervoud.

“Je bent gedragen om verlost te worden, gekomen om te gaan
de streng die je bond aan het lichaam van je moeder moest verbroken worden om je te laten leven.

Dit mogen we nooit vergeten: Je bent geen bezit. Wij hebben jóu niet; jij hebt óns
om je te leiden, te beschermen, te bewaren voor angst
Om je te zeggen dat we niet bang zijn als het onweert en met je te zingen in de nacht.

Wij zijn toeschouwers, aan de rand van je leven. We mogen je gadeslaan, terwijl je speelt en naar je lachen terwijl je verloren bent in wat je ziet en doet.
We zien je langzaam worden wat je bent we houden de weg open naar je geluk
en trachten te verhinderen dat je wordt wat je niet zijn kunt.

Als je naar God vraagt vertellen we van Jezus
als je naar de dood vraagt vertellen we van het leven
vraag je waar je vandaan komt dan zullen wij zeggen: uit de wereld der liefde.

Je mag ons eenmaal verlaten je bent er om dat te doen je mag je heengaan voleindigen.
Al wat wij voor je deden is voorlopig. Je moet ons niet worden. Je moet jezelf worden.
Je moet worden waarheen je wijst: je eigen wonder.

We hopen voor je, altijd, je verschijnt in onze gebeden.
We hopen dat je blij zult worden levend in de schepping man en vrouw
wandelend in licht van vergeving en wachtend op het Rijk.

Je mag gaan. Je zult het. Het is een gebod, een belofte. Ga heen in vrede”.

Na het amen van de preek wordt uit ‘Zingenderwijs’ lied 99 gezongen. Er volgt een afkondiging van een voorgenomen huwelijk. Dan vraagt de dominee de gemeente te gaan staan, er volgt een mededeling van overlijden van twee gemeenteleden waarna vers 3 van lied 951 wordt gezongen. De dank- en voorbeden worden uitgesproken, de collecte tijdens de dienst wordt gehouden, lied 423 wordt als slotlied gezongen en de dominee spreekt de zegen uit.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.