Israël zondag – Loten geënt op dezelfde stam

Voorafgaande aan de dienst brengt Joop Ormel de kerkgangers in de stemming met het spelen van de melodie van ‘Jeruzalem van goud’ op het orgel. Het lied is een lofdicht op de stad Jeruzalem en is geschreven in 1967, nog voor de zesdaagse oorlog, en is voor het eerst gezongen op het Israëlisch zangfestival van 1967. Het lied is het tweede volkslied van Israël geworden. Hannie Nijhof heet de kerkgangers welkom en leest de afkondigingen. Voorganger is vanmorgen ds. Riemer Faber. Na het zingen van Psalm 87, stil gebed, bemoediging en groet, vertelt Els Houwers, lid van de commissie Kerk en Israël, over de achtergrond van deze zondag. Vanaf 1948 (Op 14 mei 1948 is de staat Israël uitgeroepen) wordt deze zondag gevierd op de eerste zondag in oktober aan het beging van vier Joodse feesten, (Rosj Hasjana) – Nieuwjaar, (Jom Kippoer) – Grote Verzoendag, (Soekot) – Loofhuttenfeest en (Simchat Thora) – Vreugde der Wet. Deze dagen zijn ook door Jezus meegevierd, Zijn verschijning is verbonden met het volk van Israël met wie God een verbond heeft gesloten. De kerk spreekt over een onopgeefbare band. (Lid 7 van art. 1 van de Kerkorde luidt: De kerk is geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Als Christus belijdende geloofsgemeenschap zoekt zij het gesprek met Israël inzake het verstaan van de Heilige Schrift, in het bijzonder betreffende de komst van het Koninkrijk van God.) Onopgeefbaar betekent betrokken en betrouwbaar, maar ook oog hebben voor de huidige situatie in het Midden-Oosten. ‘Wij vragen ons af hoe we verbonden kunnen blijven met het volk van Israël en met de wortels van ons geloof’. Mevr. Houwers deelt nog mee dat de Synagoge na de dienst tot 12 uur open is.

Hierna wordt via een Cd het lied ‘Avinu Malkeinu’ ten gehore gebracht, het wordt gezongen door Barbara Streisand. De dominee leest de Nederlandse tekst van het lied eerst voor. ‘Onze Vader, onze Koning, hoor ons gebed. Wij hebben gezondigd voor U. Heb medelijden met ons en onze kinderen. Help ons een einde te maken aan ziekte, oorlog en hongersnood. Laat alle haat en onderdrukking verdwijnen van de aarde. Schrijf ons ten zegen in het boek des levens. Laat het nieuwe jaar een goed jaar voor ons zijn. Onze Vader, onze koning, hoor onze stem’. Het is ook een gebed om ontferming, zo willen wij er ook naar luisteren. De tien woorden worden gelezen in de versie van Karel Eykman. ‘Ik ben de Heer uw God. Ik heb jullie vrij gemaakt toen jullie verdrukt werden. Zorg dan dat je vrij blijft, houd je aan Mij. Denk niet dat je alles van me weet als je voor je zelf een vastomlijnd beeld van Mij gemaakt hebt. Noem Mijn naam niet bij zaken waar Ik niet mee te maken wil hebben. Op Mijn dag zal iedereen tot rust komen, dat moet je vieren. Laat elkaar dan ook vrij op die dag! Je vader en je moeder horen bij je. Laat ze niet in de steek, dan leef je. Leef zo dat het leven van de ander niet in het gedrang komt. Blijf trouw aan wie bij je hoort. Houd niet voor jezelf wat ook voor anderen is. Praat niet zo over ander dat je niet te vertrouwen bent. Wees niet afgunstig, maar gun een ander mens wat hij heeft.’ De verzen 1 en 5 van lied 313 worden gezongen, gevolgd door het gebed bij de opening van het Woord. Dan kijkt de dominee rond. De leidster van de kindernevendienst, Emma Roelofsen, heeft hij zien zitten, maar zijn er ook kinderen? Er komen twee naar voren. De dominee vertelt dat het Israël zondag is. ‘Zijn jullie weleens in Israël geweest’. Dat is niet het geval, maar ze zijn wel in Portugal en Majorca geweest. ‘Waarom is het vandaag Israël zondag en geen Frankrijk zondag?’ De dominee zal de kinderen helpen. ‘Wie kwam er uit Israël?’ Dat weten ze: ‘Jezus’. De Bijbel bestaat voor 2/3 uit het Oude Testament en voor 1/3 uit het Nieuwe Testament. In het Nieuwe Testament gaat het over Jezus, in het Oude Testament over het volk van Israël. Met de aan de Paaskaars aangestoken kaars verlaten de kinderen de kerk. Er zijn drie Schriftlezingen afgewisseld met het zingen van verzen van de Psalmen 105, 77 en 98. Eerst Deuteronomium 7:6-9, dan Romeinen 11:1-2a en 11-24 en tenslotte Romeinen 11:25-36.

Op de jaarlijkse Israëlzondag denken we na over onze verhouding tot het Joodse volk. Dat roept ook verlegenheid op. De een heeft sympathie voor Israël, een ander denkt aan het lot van de Palestijnen. Afgelopen week overleed Shimon Peres. Hij heeft gewerkt aan het bereiken van vrede in een tijd van aanslagen van de Palestijnen gevolgd door wraakacties van de Israëlisch en de bouw van een muur. Dat zijn zaken die vragen oproepen. Het maakt het niet gemakkelijk om in alle rust over onze verhouding tot het volk van Israël na te denken. Hoe moeten we tegen Israël aankijken? Niet alleen vanuit de politiek maar ook vanuit de Bijbel. Hoe je het ook wendt of keert Israël is het uitverkoren volk om een licht in de wereld te zijn. Wij mogen niet aan de kant gaan staan en zeggen dat Israël niet meer het volk van God is. Zo komen we bij Paulus, zelf een Jood. Hij had Jezus leren kennen als de Messias en zag dat Israël jezus niet als Messias aanvaardde. Paulus moet daar niet gelukkig mee zijn geweest. Het gaat Paulus om de verhouding tussen Israël en God en om de verhouding tussen Israël en de christelijke kerk. Paulus gebruikt een voorbeeld. De olijfboom en de takken, het heil is de olijfboom. De oorspronkelijke takken stellen het volk van Israël voor. Er breken weleens takken van af en dan komen er nieuwe takken aan: Geënt van een wilde olijfboom. Die mogen delen in de vruchtbaarheid van de wortels. De beloften die eerst voor Israël golden, gelden nu ook voor de kerk, voor hen die in Jezus geloven. Het heil is niet meer voor dat ene volk, maar het is voor allen op aarde, wereldwijd.

Paulus werpt een vraag op: Gelden de beloften niet meer voor het volk van Israël? De takken zijn toch afgebroken? Nee, God heeft Zijn volk niet verstoten, dat volk blijft Zijn eerste keus. God laat niet varen wat Zijn hand begon. Dat is de grondtoon van onze benadering van deze vraag. Israël heeft de oudste rechten. In het verleden is er in de theologie veel te doen geweest over Israël. De Joden hebben de Messias gekruisigd, alles wat ze daarna ondervonden is daarvan het gevolg. Daar zijn we gelukkig anders over gaan denken. Zo gaat God niet met Zijn bondsvolk om. Van Paulus leren we dat. We moeten ons niet te veel verbeelden. We zijn niet meer dan nieuwe loten geënt op een oude stam. Er is geen reden om ons te beroemen. Dan zouden wij de fout maken om het heil van God in onze zak te steken. Als kerk van Christus moeten we ons afhankelijk weten van de genade van God. Pas dan kunnen we iets betekenen voor anderen, het zout der aarde zijn door de maner waarop we leven. Dan komen er ook vragen. Zouden de Joden jaloers moeten zijn op een kerk die weinig blijk geeft van de liefde van God? De pijn blijft dat de joden de Messias niet hebben aanvaard. Wij zijn blijvend familie van het volk van Israël, de kerk is geworteld in het Joodse geloof. Na het zingen van Psalm 133 leest Andries van Roekel, lid van de commissie Kerk en Israël, de volgende geloofsbelijdenis.

‘Laten we in verbondenheid met het Joodse volk ons geloof belijden in de ene Heer, God van Abraham, Izaäk en Jakob, God van Sara, Rebecca, Rachel en Lea, die in Jezus ook onze God is.

Ik geloof in één God, de Eeuwige, de altijd Aanwezige, Schepper van hemel een aarde, die de mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis, die de Thora aan Zijn volk Israël gegeven heeft als een weg ten leven. Ik geloof dat Jezus van Nazareth die weg ten leven zo volledig is gegaan, dat de dood Hem niet vast kon houden en dat hij leeft voorgoed. Ik geloof dat ook wij, die in het spoor van Jezus willen gaan, geroepen zijn om – in verbondenheid met Israël – gestalte te geven aan het waarachtig menszijn, mens naar Gods beeld en naar Gods hart. Ik geloof dat de geest van de Heilige, de Heilige Geest, ons nabij zal zijn, ons kracht zal geven en ons zal inspireren tot liefde en medemenselijkheid. Ik geloof dat vreugde een Bijbelse opdracht is, dat in een gemeenschap van volgelingen van Jezus de vernieuwende mens tot zijn recht kan komen en dat op die manier iets zichtbaar kan worden van het Koninkrijk van God. Ik geloof in een wereld die aan onze zorgen is toevertrouwd en waarvoor wij verantwoordelijkheid dragen. Ik geloof dat alle hoop en alle geloof wordt vervuld door de universele liefde en dat die liefde de dood overwint. Amen.’

Na een afkondiging van overlijden worden de verzen 1 en 3 van lied 91a gezongen, waarna de gebeden volgen en de collecte wordt gehouden. Lied 418 is de slotzang. Na wegzending en zegen is er bij de uitgang een collecte voor het werk van de commissie Kerk en Israël.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.