Bij de Jakobsbron

Wanneer Greet en ik goed en wel in een bank in de Oosterkerk zitten, zie ik op het scherm ‘Morgendienst Oosterkerk 6 november 2016’ staan. Greet ziet het ook. Het beeld past er niet bij. Rododendrons bloeien niet in november. Ik kijk in mijn boekje met aantekeningen van kerkdiensten. Op 6 nov. 2016 woonde ik een dienst in de Oosterkerk bij waarin het Heilig Avondmaal werd gevierd met als voorganger ds. Riemer Faber. Vandaag zal ook de Maaltijd van de Heer worden gevierd en ds. Faber zal deze dienst leiden. Benno Westerveld, de man achter de laptop, krijgt het in de gaten en de tekst verdwijnt, de foto van de rododendrons blijft. Dan verschijnt er ‘Morgendienst 18 juni 2017’ op het scherm. Joop Ormel is vanmorgen de organist, Erik Bekkers de koster en Leo Postma zorgt ervoor dat de mensen thuis via Kerkbeeld op hun pc de dienst kunnen volgen.

Reinier Demkes heet de kerkgangers welkom en leest de mededelingen. Binnenkort zijn er twee wijkdagen, die van Haart/Heurne en van Barlo/Dale. Voor meer informatie verwijst hij naar Kerkvenster. Van Psalm 136 worden vier verzen gezongen waarna stil gebed, bemoediging en groet volgen. De dominee maakt een praatje met de kinderen. Misschien hebben ze in de afgelopen week met hun ouders over het Avondmaal gesproken. De mensen in de kerk gaan een stukje brood eten en drinken een slokje wijn. Daarin mogen we Gods aanwezigheid ervaren. Lied 218 wordt gezongen, enkele kinderen lopen de kerkzaal al uit. Anderen beseffen dat de lantaarn nog mee moet en het kind dat het lichtje mag dragen is zo enthousiast dat het bijna struikelt. Na een gebed wordt vers 1 van lied 305 gezongen waarna de dominee het te zingen lied na de Schriftlezing toelicht. Dat lied past bij deze lezing. Eerst worden er 2 coupletten gezongen, dan het refrein en vervolgens weer twee coupletten en het refrein. Het lied heet ‘Bij de Jacobsbron’. De dominee leest Johannes 4:1-14, waarna lied 188 gezongen wordt. Een lied om thuis nog eens na te lezen, aldus de dominee.

De dominee begint zijn overdenking met te vertellen dat hij onlangs voor een korte vakantie in de Belgische stad Gent was. Vanaf een druk plein liep hij de Sint Bataafskathedraal binnen. Binnen was het een oase van rust. Hij liep de kerk door en kwam bij een tafel. Op een tafel zag hij in verschillende talen de teksten van gebeden. Ook een gebed van Otto Miller: “Goede God, Wij zijn de stroom U bent de bedding. Wij zijn het schijnsel, U het licht. Wij zijn de beken, U de zee. Wij zijn het worden, U het zijn. Wij zijn behoefte, U vervulling. Wij zijn op weg, U bent het eindpunt. Wij zijn ’t rumoer, U bent de stilte. Wij zijn verlangen, U ons heimwee. Wij zijn het peillood, U de diepte. Wij zijn de branding, U de oever. Wij zijn de basis, U de top. Wij zijn de dood, U bent het leven. Wij zijn de schemer, U het licht: U bent het avond- en morgenrood!” Als je die woorden leest in een kerk dan besef je dat in dit Huis van God de bron van ons leven ligt.

Een bron, daarover gaat het ook in het gelezen verhaal. Het begint met een merkwaardig zinnetje. Jezus moest door Samaria heen. Samaria is meer dan een geografische aanduiding, het is voor Joden besmet gebied. Samaritanen werden gezien als onechte Joden. Volgens de religieuze wetten werd je onrein als door dat gebied trok. Jezus trekt zich er niets van aan. Hij komt bij de Jakobsbron. Vermoeid gaat Hij zitten, het is op het heetst van de dag. Het is er stil, mensen blijven thuis. Behalve een vrouw. Blijkbaar is ze om haar levenswijze een uitgestotene in haar dorp. Ze is verhard en dat is te merken in het gesprek dat ze met Jezus heeft. ‘Geef mij wat te drinken’, vraagt Jezus. Zij antwoordt: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse’. Ze is niet gewend te worden aangesproken en al helemaal niet door een Jood. Als Jezus zegt: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hem erom vragen en dan zou hij u levend water geven’, valt ze cynisch uit: ‘U hebt geen emmer en de put is diep – waar wilt u dan levend water vandaan halen?’

Het is opvallend dat waar het in het verhaal over de bron van Jakob gaat, zij het heeft over de put. Het lijkt wel of het geheim van het bruisende water dat opborrelt uit de grond voor haar verworden is tot een stuk metselwerk dat water produceert. Als bron voor haar leven heeft het geen betekenis meer, zij is uitgestoten uit de gemeenschap. Jezus wil dat ze zichzelf weer ontdekt. Hij geeft niet op: ‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen, maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen’. In het vervolg zien we hoe deze vrouw door Jezus wordt bevrijd uit haar isolement. Als wij water willen hebben halen we het niet uit een bron, maar draaien de kraan open of kopen het in de supermarkt. In overdrachtelijke zin kennen we de bron wel. Het is de basis van waaruit we leven, waar we onze inspiratie, bemoediging en normen en waarden uit halen. Voor christenen is dat de drieenige God. Het is de Vader die voor ons zorgt, de Zoon die ons verlost van het kwade en de Heilige Geest die ons leven elke dag wil vernieuwen. Uit die bron leven wij, daar ligt onze identiteit.

Soms is die bron opgedroogd zoals bij die Samaritaanse vrouw. Ze is door het leven geslagen, het water stroomt niet meer. Ook ons leven kan een dorre woestijn worden. Je kunt verstrikt raken in vragen waar je niet uitkomt. Waarom merk ik er zo weinig van dat God mij bijstaat. Zo kan er van alles zijn dat je onderuithaalt. Juist dan is het belangrijk hoe je daar mee omgaat. Ben je ontvankelijk voor ontmoetingen die je terugbrengen bij de bron zodat het weer gaat stromen in je leven. Dat kan door te luisteren naar de stem van God die diep in je binnenste tot je spreekt. Het kan via gebed, meditatie, bijwonen van een kerkdienst, wandelen in de natuur of het lezen van een goed boek. Als je maar open staat voor God die de bron van het leven is. Je zou bijvoorbeeld eens per week een moment kunnen kiezen om naar je eigen leven te kijken of je nog wel geworteld bent in stromend en levend water. Jezus zegt dat iedereen die drinkt uit deze bron ook zelf een bron zal worden. Dat is een geweldige belofte. Als we met Hem verbonden zijn kunnen we veel betekenen voor elkaar. Dan kunnen we een oase worden waar mensen kunnen opbloeien en weer tot leven komen.

Leven uit de bron en zelf een bron zijn, het zijn twee dingen die bij elkaar horen. Net zoals inademen en uitademen. In de ontmoeting met mensen kan het water dat in jezelf stroomt anderen doen loskomen uit hun verstarring. Zo kan er onder ons iets gebeuren van het wonder dat die Samaritaanse vrouw is overkomen. Dan ontstaat er vreugde van het geloof. Het geloof in Jezus Christus die de bron van ons leven is. Die ons wil bewaren bij het leven bij God, onze Schepper en onze Verlosser.

Na het amen van de preek wordt lied 653 gezongen waarna de gebeden worden uitgesproken. De bestemming van de opbrengst van de avondmaal collecte wordt toegelicht door Dirk Jentink. Hij vertelt over een gezin met vier kinderen in Myanmar. De oudste zoon van 21 is spastisch, de jongste dochter zit in klas 6. Het gezin is afhankelijk van het kleine inkomen van een dochter die in een bakkerij werkt. In 2016 kwam het gezin in aanraking met TLMI, de zusterorganisatie van Kerk in Actie in Myanmar. TLMI, loopt voorop als het gaat om te zorgen dat mensen met een handicap mee kunnen doen in de samenleving, zowel plaatselijk als landelijk. Met de steun van TLMI kon het gezin een bedrijfje opstarten. Vanuit huis worden gefrituurde snacks verkocht. Ook hun huis kon worden aangepast.

Na de collecte komen de vijf kinderen weer binnen samen met een diaken, brood en wijn dragend. De dominee vertelt dat er bij het weghalen van de kleedjes een bekertje wijn is omgevallen. Dan volgt de viering van het Heilig Avondmaal door het lezen van een tekst uit het Dienstboek. Het is een lopend avondmaal. De bank uit, rechtsom, twee keer linksom, brood in ontvangst nemen, naar de andere kant lopen en dan terug naar eigen plek. Lied 416 is het slotlied waarna de Zegen wordt uitgesproken.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.