De doeleinden inzake de reductie van broeikasgassen in Nederland worden uitgedrukt in megatonnen CO2-reductie ten opzichte van 1990. Er is berekend dat de totale uitstoot in 1990 228 megaton bedroeg. In het regeerakkoord is afgesproken dat de uitstoot ten opzichte van 1990 in 2030 met 49% verminderd moet zijn. Dan bedraagt de uitstoot in 2030 nog 116 megaton. Bij bestaand beleid zal de uitstoot in 2030 165 megaton bedragen. Daarom heeft de regering diverse sectoren van de maatschappij, elektriciteit, gebouwde omgeving, industrie, landbouw en mobiliteit, gevraagd met elkaar te overleggen en tot voorstellen tot extra reductie te komen. De voorstellen zijn neergelegd in het Klimaatakkoord en komen tot een reductie van 48,7 megaton. Voor de liefhebbers de verdeling van deze 48,7 megaton. De elektriciteit levert 20,2, de gebouwde omgeving 3,4, de industrie 14,3, de landbouw 3,5 en de mobiliteit 7,3.
De discussie gaat over de wijze waarop de extra reductie te bereiken valt. Ik behandel niet alle middelen en richt me op de in het Klimaatakkoord voorgestelde boetesysteem of een belasting op CO2 uitstoot. Hiervoor heb ik hoofdstuk C3 van het Klimaatakkoord gelezen, een analyse van de economische gevolgen van CO2-belasting van de Nederlandse bank onder de titel ‘De prijs van transitie’ en de hoofdlijnen van het EU ETS ofwel het Europees systeem voor emissiehandel. Het nieuws over dit onderwerp volg ik natuurlijk ook. Zo staat er in Trouw van heden in de tweede katern, de Verdieping, een zeer verhelderend artikel over de 10 grootste CO2-uitstoters in Nederland.
Sinds 2005 heeft de uitstoot van CO2 reeds een prijs. Het Europees systeem voor emissiehandel (ETS) is toen ingevoerd. Sinds 2013 vallen er 11.000 fabrieken met een netto warmte-overschot van 20 Megawatt eronder. Het gaat om de helft van de CO2-emissie in de EU en 40% van de uitstoot van broeikasgassen. Installaties moeten zelf hun CO2-emissie meten en rapporteren. Een maximum wordt per installatie bepaald. Meer uitstoot? Dan moet worden bijgekocht. Bij minder uitstoot mag worden verkocht. Uitstootrechten worden geveild en in, sommige gevallen, weggegeven. Enkele bronnen zeggen dat de helft van de rechten is weggegeven. De prijs van de rechten is tegengevallen als gevolg van de kredietcrisis. Dit systeem biedt de mogelijkheid om de totale uitstoot geleidelijk aan te verminderen. De prijs van de emissierechten gaat omhoog waardoor de bedrijven gedwongen worden om tot CO2-efficiënte installaties te komen. Groot voordeel is dat het in heel het EU-gebied dezelfde regels gelden. Een CO2-belasting in de EU invoeren moet met unanimiteit en wordt als niet haalbaar beschouwd.
Hoofdstuk C3, Industrie, van het Klimaatakkoord bevat veel goede voornemens en veel vakjargon. De goede voornemens neem ik voor lief, mijn goede vader zei steevast: ‘Met goede voornemens wordt de weg naar de hel geplaveid’. Wat betreft maatregelen valt het volgende uit brij van woorden te distilleren. Eerst wordt een doelstelling geformuleerd. Met de overheidsmaatregelen wordt beoogd dat de productie van Nederlandse bedrijven plaatsvindt in installaties die behoren tot de 10% meest CO2-efficiënte in de Europese industrie. Een loffelijk streven. Een bedrijf met een uitstoot van 10 kiloton CO2 of meer heeft de wettelijke plicht om een CO2-reductieplan op te stellen. Dat zijn in Nederland 300 bedrijven. Dat zijn bedrijven die in de EU onder het systeem van de emissiehandel vallen en bedrijven die er nog niet onder vallen. Het reductieplan wordt beoordeeld en goedgekeurd door, bijvoorbeeld, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Heeft een bedrijf geen goedgekeurd reductieplan of treft het maatregelen die niet overeenkomstig dat plan zijn dan staat daar een boete op. In 2021 bedraagt deze boete € 30 per ton CO2 oplopend naar € 43 in 2030. De overheid gaat de bedrijven een handje helpen met subsidies. Dat begint in 2020 met het beschikbaar komen van ‘het budget ten behoeve van de CO2-reductie in de industrie’ en loopt geleidelijk op naar € 550 mln. in 2030. Ik denk dat dit systeem tot veel extra administratie leidt. Bovendien kan er veel discussie komen over bijvoorbeeld de vraag of een plan voldoende is en goedgekeurd kan worden. Een subsidie wordt pas verleend als er een goedgekeurd plan is. Voer voor juristen. Net als de zo dadelijk te bespreken CO2-belasting komt een boete bovenop de prijs van de emissierechten volgens de Europese richtlijnen. Het staat de landen van de EU vrij om aanvullend op het Europese systeem een extra tariefsysteem in te voeren. Tien Europese landen heffen een CO2-belasting.
Over een CO2-belasting heeft de Nederlandse Bank eind oktober jl. een heldere nota gepubliceerd. De begrippen worden helder gedefinieerd en de studie met vele bijlagen maakt een gedegen indruk. In het voorwoord wordt gesteld dat Nederlandse bedrijven vergeleken met andere landen veel CO2 uitstoten en daar relatief weinig voor betalen. De koninklijke weg is het invoeren van een Europese belasting. Als Nederland daarop vooruitloopt met een directe CO2-belasting vereist dat meer inzicht in de invloed daarvan op de productiekosten, internationale prijsconcurrentiepositie en afzet van bedrijven. De hoge CO2-uitstoot van Nederlandse bedrijven ten opzichte van andere landen is vooral zichtbaar in enkele specifieke bedrijfstakken. Dat zijn de landbouw, delfstoffenwinning, industrie, waarvan uitgelicht chemie en basismateriaal, diensten en transport. In de grafieken en tabellen is ook een overzicht van het totaal opgenomen. De nota van DNB (De Nederlandse Bank) schetst een analysekader van de gevolgen van een CO2-belasting en berekent de gevolgen van een belasting van € 50 per ton CO2 voor de genoemde bedrijfstakken wat betreft toename productiekosten, internationale concurrentiepositie en daling van de afzet. De gemiddelde effecten voor de hele economie wijzen uit dat de schade wel meevalt. Voor afzonderlijke bedrijfstakken zijn er wel grote verschillen, die betreffen de afzet in de delfstoffenwinning en productieverliezen in de chemie en de transportsector. De economische effecten zijn minder ongunstig als de CO2-belasting in de hele EU wordt opgelegd. Het bbp, bruto binnenlands product, ligt na vijf jaar ongeveer een procent lager. De extra belastingopbrengst zou kunnen worden teruggesluisd door een verlaging van de winstbelasting maar het is waarschijnlijk effectiever bedrijven te subsidiëren die overschakelen naar schone technologie.
Groen Links diende deze week een initiatiefwet in om in 2020 te komen tot een CO2-belasting van € 25 per ton. Dat is de helft van het rekenmodel van DNB. Groen Links laat het oplopen naar € 100 per ton in 2030. Naar mijn mening dient Groen Links het voorstel in om politieke redenen. Tegen de regeringspartijen wordt gezegd: Steun dit voorstel en wij zullen jullie regering steunen als jullie na de Statenverkiezingen de meerderheid in de Eerste Kamer verliezen. Ik heb deze koehandel niet nodig om tot een mening te komen. In vergelijking met het boetesysteem kies ik voor een belasting. Die levert minder uitvoeringskosten op, stimuleert het bedrijfsleven beter om tot schone technologie te komen. En laat aan de burger zien dat ook het bedrijfsleven moet dokken.