Hoofdingang of zijingang

In de Oosterkerk gaat vanmorgen ds. Bert Pleijsant voor. Voor Aalten een oude bekende – tussen 1979 en 1985 was hij predikant van de Geref. Kerk van Aalten. Thans is hij met emeritaat en preekt al enige jaren, in vakantietijd, een keer in Aalten. Joop Ormel zit achter het klavier van het orgel en hij heeft er zin in, zijn muziek klinkt aangenaam. Als de dienst begint kunnen er nog wel een paar kerkgangers plaats vinden. Jan Hordijk heet de aanwezigen welkom en leest de mededelingen waarna de verzen 1 en 2 van Psalm 105 worden gezongen. Na stil gebed volgen bemoediging en groet, vers 18 van Psalm  105 wordt gezongen waarna de dominee het gebed om ontferming uitspreekt. De ellende en de slechte dingen in de wereld gaan maar door, we weten er geen raad mee. Het gaat maar door, oorlog, ruzie maken, vechten, liegen, het verpesten van de aarde. Wanneer zal het ophouden? Troost ons dan kunnen wij elkaar troosten. Na het zingen van de verzen 1 en 2 van lied 302 wordt het gebed om de verlichting met de Heilige Geest uitgesproken.

De dominee denkt dat er geen kinderen in de kerk zitten maar van de gaanderij komen er nog twee. Met het lichtje en een leidster gaan ze naar een zaaltje in het kerkgebouw. Gelezen wordt Psalm 103, gezongen wordt vers 1 van Psalm 103, dan wordt uit Lucas 15 de verzen 11-24 gelezen waarna vers 5 van Psalm 103 wordt gezongen. De dominee begint zijn overdenking met te zeggen dat Psalm 103 zo’n beetje in het midden van de Bijbel staat. Als middelpunt. Iemand heeft deze Psalm eens vergeleken met een kathedraal zoals in een Middeleeuwse stad. Van alle kanten zichtbaar, in het hart van de stad. Een plek die altijd te vinden is. Een monument van geloof en vertrouwen. Van buiten kun je hem bewonderen, binnen raak je helemaal onder de indruk van de grootheid. Zo is het met deze Psalm ook. Die klinkt mooi en uitbundig maar je moet de Psalm ook binnengaan om Gods grootheid te ervaren. Je kunt op verschillende manieren, net als in een kathedraal, naar binnen in deze Psalm.

Om te beginnen door de hoofdingang. Dat zijn de eerste vijf verzen. ‘Prijs de Heer mijn ziel vergeet niet een van zijn weldaden’. Sta daar bij stil en ga in gedachten je leven bij langs. Ondanks alles wat niet meevalt ben je verwonderd over Gods grootheid. Het komt op je af zoals in het voorportaal de ruimte van de kerk op je afkomt. Want: ‘Hij vergeeft u alle schuld, hij geneest al uw kwalen, hij redt uw leven van het graf, hij kroont u met trouw en liefde, hij overlaadt u met schoonheid en geluk’. Zo kom je binnen en kom je onder de indruk van Gods grootheid. Misschien te uitbundig. Je kunt ook binnengaan door een zijingang. Die is kleiner en je raakt niet direct onder de indruk van de imposantheid van het bouwwerk. Soms kun je niet anders binnenkomen omdat de hoofdingang op slot zit. Toegepast op deze Psalm: Als je geen reden hebt tot lofzang dan kun je toch wel binnenkomen. Dan kun je God toch wel bereiken, maar in een andere stemming. ‘De mens is als een bloem die bloeit op het veld en verdwijnt zodra de wind hem verzengt; de plek waar hij stond, kent hem niet meer’. Een heel bijzondere vergelijking. Deze Psalm is als een monumentale kerk. Kom maar binnen, laat je niet tegenhouden. Als de hoofddeur dicht is, is er wel een zijingang open. Niet alleen voor de lofzang is er plaats, ook voor de klaagzang. En in alles komt de verwondering over Gods grootheid tot uiting. De middeleeuwse kathedraal is gebouwd met hoge gewelven en een lang schip – wijd en ruim. Zoals de ruimte van Gods liefde en genade. ‘Zoals de hoge hemel de aarde overspant, zo welft zich Zijn trouw over wie Hem vrezen’.

Het gaat in de Psalm over heel het machtig Koninkrijk des Heeren en tegelijk over de kwetsbaarheid van de mens. Een enorme tegenstelling. Wat is een mensenleven? De Psalmdichter gebruikt het beeld van gras, van bloemen in het veld. Dat beeld spreekt voor de oosterling sterker dan voor ons. Want als hij in het voorjaar door de steppe trok stond alles in bloei. Op de weg terug was er van die pracht niets meer terug te vinden, de hete verzengende wind was er over heen gegaan. Nou, zo vergankelijk is ons leven. Toch is ons leven alleen maar iets dat vergaat, soms heel snel en overrompelend. Ook zijn er momenten dat je er anders bij wordt bepaald. Dat je er bent, dat je er mag zijn. Hoe bestaat het dat jij bestaat. Heeft God daar soms mee te maken? (Dit raakt me, vandaag ben ik jarig. Vijf jaar en zeven maanden na mijn hartstilstand). Je zoekt naar een zijdeur in die grote kathedraal, soms een hele tijd maar je weet dat die ingang ergens moet zijn. Je wilt naar binnen. Op zoek naar veiligheid, troost, warmte, bemoediging. Ja, zeg het maar precies wat je zoekt.

De Psalmdichter heeft net een moeilijke periode in zijn leven meegemaakt. Ziek of bedreigd? In elk geval is hij bang geweest. Het is een wonder dat hij nog leeft want er leek geen verandering in zijn situatie te komen. Dat herkennen we misschien wel. Situaties waarin het lijkt dat je aan jezelf bent overgeleverd. Niemand die naar je omkijkt. God? Die is zover weg, ik merk er niets van dat Hij me helpt. De weldaden die Hij je heeft bewezen, misschien kortgeleden, die vergeet je dan zo gauw. De dichter van deze Psalm blijft zoeken naar de zijdeur, naar bescherming, warmte en liefde. Als hij eindelijk binnen is, dan ervaart hij dat God geduld heeft en vergeeft wat er is misgegaan. Dat Hij je heel maakt wanneer je stuk bent gelopen. Dan ervaar je dat God je vasthoudt, ook als het erg moeilijk is. Kortom hij ervaart beschermende armen om hem heen die hem kracht en warmte geven en die hem licht geven zodat het duister niet de overhand krijgt in zijn leven. De dichter komt zover. Kun je hem daarin volgen? Als je ziek en kwetsbaar bent, slechte prognoses hebt voor wat dan ook. Hoe ga je daar mee om? Om dat duidelijk te maken een verhaaltje. (Bron: Evert Landwaard).

Gisteren was ik in het bos. Op zoek naar drie bomen, drie bomen die ik gekend had. Drie bomen, die alle drie een tak hadden verloren. Drie bomen, die daar alle drie op een andere manier mee omgegaan waren. Gisteren. Vandaag heb ik ze gevonden.

De eerste boom was gaan rouwen om zijn verlies, en zei ieder voorjaar als de zon hem uitnodigde te groeien: “Dat kan ik niet, want ik mis een tak.”

De tweede boom was geschrokken van de pijn en had snel besloten om het verlies te vergeten.
Ieder voorjaar als de zon hen uitnodigde te groeien, groeide hij.

De derde boom was ook geschrokken van de pijn. Had gerouwd om het verlies. Het eerste voorjaar, dat de zon hem uitnodigde te groeien had hij gezegd. “Dit jaar niet.” Maar de zon kwam het jaar daarop terug. Nu zei de boom: “Ja zon, verwarm mij, opdat ik mijn wond kan verwarmen. Ziet u, mijn wond heeft warmte nodig, opdat hij weet dat hij erbij hoort.” Het derde jaar, dat de zon terugkwam sprak de boom: “Ja zon, laat mij groeien, want er is nog zoveel te groeien.”

Na wat zoeken vond ik de drie bomen, of eigenlijk twee. De eerste boom was klein gebleven.
De plaats van de wond was duidelijk te zien, het was het hoogste punt van de boom. De tweede boom was geen boom meer. Een voorjaarsstorm had hem doen omwaaien. De plek van de wond moest ik zoeken. Achter een heleboel bladeren vond ik hem. De derde boom was het moeilijkst te vinden, want ik had niet verwacht, dat hij zo groot en sterk was geworden. Maar gelukkig kon ik hem herkennen aan de dichtgegroeide wond die vol trots in het zonlicht stond.

Zo is het met de warmte en het licht van God dat alles te maken heeft met vergeven, genezen, ruimte geven. Omdat God zo in je leven bezig wil zijn, ruimte biedt in situaties waarin je vastloopt, raak je bevrijd van je krampachtigheid. Kun je groeien door je verdriet en door je pijn heen. Je merkt hoe op de wond die je hebt opgelopen weer nieuwe jonge loten groeien. Dan ervaar je wat die Psalmdichter ervaart. ‘Hij vergeeft u alle schuld, hij geneest al uw kwalen, hij redt uw leven van het graf, hij kroont u met trouw en liefde, hij overlaadt u met schoonheid en geluk’. Je kunt dat niet uitleggen, je kunt dat niet begrijpen. Je wordt overdonderd door de ruimte waarin God je tegemoet treedt. Zoals de zoon overdonderd werd door die vader die zijn zoon in zijn armen sloot. Zoals een vader liefdevol zijn armen sluit om zijn kind, omringt ons met erbarmen God, onze Vader. Want wij zijn van Hem.

Na het amen van de preek worden de verzen 1 en 3 van Lies 103a gezongen. De dank- en voorbeden worden gevolgd door stil gebed en het gezamenlijk bidden van het Onze Vader. Tijdens orgelspel wordt de collecte gehouden. Na het zingen van de verzen 1,3,4 en 5 van lied 103c spreekt de dominee nog enkele woorden. Hij vindt het heel bijzonder hier vandaag te zijn. Toen hij hier predikant was, was de Oosterkerk zijn thuishaven. Sinds zijn vertrek had hij wel in de Zuiderkerk en in de Helena gepreekt. Vandaag voor het eerst weer in de Oosterkerk. Heel bijzonder. Het voelde goed, eigenlijk heel spannend maar ook heel vertrouwd. De dominee hoopt dat wij ook dat idee hebben gehad. Daarop volgt applaus van de kerkgangers. Hierna spreekt de dominee de zegen uit.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Geen categorie, Kerk, PKN. Bookmark de permalink.