Geen goedkope troost

Er zijn vanmorgen twee diensten van de Protestantse gemeente te Aalten. Een kinderdienst in de Zuiderkerk en een dienst in de Oosterkerk. In de dienst in de Oosterkerk gaat voor ds. Wim Everts, de organist is Hans te Winkel en als koster doet Erik Bekkers dienst. Riet Beernink heet de kerkgangers welkom en leest de mededelingen waarna de verzen 1 en 6 van Psalm 31 worden gezongen. Na bemoediging en groet worden de verzen 1 en 5 van lied 287 gezongen, het kyriegebed volgt en als glorialied wordt uit de bundel ‘Het liefste lied van overzee I’ lied 1 gezongen. Het gebed bij de opening van het woord volgt waarna gelezen wordt uit Psalm 139 de verzen 1 tot 12. Na het zingen van de verzen 1,6 en 7 van lied 906 volgt de tweede lezing, Marcus 12:18-27. Een vrouw trouwt een man. De man sterft zonder kinderen na te laten. Dan trouwt de vrouw met zijn broer en ook die sterft. Etc. Tot de zeven broers allen overleden zijn. Tenslotte sterft de vrouw. De Sadduceeën vragen aan Jezus: ‘Wiens vrouw zal ze dan zijn bij de opstanding?’

De dominee begint zijn verkondiging met te zeggen dat het om een vraag gaat die de mensen de eeuwen door heeft bezig gehouden. De vraag is: Is er leven na de dood? Als dat er is, hoe moeten we ons dat voorstellen? Zal er een weerzien zijn van geliefden? Voor de Sadduceeën is het een uitgemaakte zaak: Er is geen leven na de dood. Want in de vijf boeken van Mozes wordt er niet over gesproken. Ze weten dat Jezus wel in de opstanding gelooft en willen hem belachelijk maken. Ze stellen de vraag over een vrouw die zeven mannen heeft gehad. Jezus maakt duidelijk dat ze zo verkeerd bezig zijn. Twee keer zegt Hij dat ze wel erg dwalen. Jezus zegt dat het opstandingsleven heel anders is dan het leven hier. Het is geen voortzetting van ons aardse bestaan. Het is zo anders dat we het ons niet kunnen voorstellen. We zullen dan zijn als engelen die leven in het licht van God. We kunnen er alleen maar in beelden over spreken. Het opstandingsleven is niet meer hetzelfde maar we blijven in de opstanding wel dezelfde. Ons menselijk leven met alles wat het zin en waarde gaf zal niet worden uitgewist. Als God alles nieuw zal maken dan zal dit alles zijn uiteindelijke vervulling krijgen. Ons aardse leven zal vernieuwd, voleindigd, worden. Er is een doorgaande lijn.

Terug naar het antwoord dat Jezus geeft op de vraag van de Sadduceeën. Het antwoord is eenvoudig. Hij verwijst naar het moment waarop God Mozes bij de brandende braamstruik roept. Daar maakt God zich bekend als de God van Abraham, Izaäk en Jakob. Die waren al lang gestorven en toch spreekt God over hen als levenden. Niet dat Hij de God van hen was maar dat Hij de God van Abraham, Izaäk en Jakob is. Het is de overtuiging van Jezus dat zij die gestorven zijn voor God leven. God is niet een God van doden, maar een God van levenden. Dat er leven is na de dood ligt niet aan de mens omdat die iets onsterfelijks in zich zou hebben. Dat ligt alleen aan God. Voor God leven ze allen. God is het Die ons vasthoudt ook wanneer wij sterven. En alleen dat is de grond van onze hoop.

In de Bijbel, van het oudste gedeelte tot in het Nieuwe Testament, zit een ontwikkeling van het denken over het leven na de dood. In de oudste gedeelten wordt het sterven gezien als een afdalen in het dodenrijk. Want zo was het wereldbeeld toen. Boven ons de hemel, wij hier op aarde en onder ons het dodenrijk. En daar in het dodenrijk leefden de doden als schimmen. De ontwikkeling in het denken over het leven na de dood gaat verder. Een belangrijke tekst is die uit Psalm 139. In deze Psalm ontstaat het geloof dat God ook in het dodenrijk niet afwezig is. Zo horen we de Psalmdichter zeggen: ‘Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar.’ De dood kan geen grenzen stellen aan Gods macht, ook in de dood houdt God ons vast. Ook in de dood zijn we niet van God verlaten.

In de Evangelieverhalen staat de opstanding van Jezus centraal. Ons wordt verteld dat de weg die Jezus ging niet eindigt in het duister van de dood, maar door lijden en dood heen in de opstanding en het leven. Deze mens die er helemaal voor de ander was is opgewekt uit de dood en mag leven in Gods eeuwig licht. Natuurlijk gat het er in de opstanding niet om dat een levenloos lichaam tot leven wordt gewekt. De opstanding is geen terugkeer naar dit aardse bestaan. Het is een doorbraak naar een ander, nieuw, bestaan. Een bestaan bij God. Het geloof in de opstanding zegt ons dat ons bestaan een bedoeld bestaan is. God heeft met ons een toekomst voor, het gaat in onze wereld ergens naar toe. Dit grote heelal is aangelegd op de verwezenlijking van waarden als liefde, schoonheid, waarheid en goedheid. Waarden die blijven. We leven in een wereld die bezield wordt door de scheppende kracht van God. Het is niet waar dat we leven in een onverschillig heelal, dat God onbewogen blijft om wat er in de wereld gebeurt. Het is niet waar dat alles uiteindelijk zijn ondergang tegemoet gaat. Wij zijn niet bestemd voor de ondergang maar voor de opstanding en voor het leven in het licht van God. Het geloof in de opstanding is geen goedkope troost voor het hiernamaals maar een opwekking om dit leven en deze aarde lief te hebben.

Hoe dat opstandingsleven zal zijn weet niemand. Natuurlijk hebben we er onze eigen beelden bij. Als kind dacht de dominee bij de hemel dat het er stralend wit was. Eigenlijk vond hij het geen fijne gedachte omdat hij moest denken aan het ziekenhuis waar zijn vader vaak in werd opgenomen. Daar was het ook wit, steriel wit. De dominee hield toen, net als nu, van zingen. Maar altijd zingend voor de troon van God staan, dat leek hem niet wat. Over het opstandingsleven mag je ook heel aards denken. We verwachten immers een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Nieuw is niet spiksplinternieuw, maar vernieuwd, getransformeerd. Opgetild tot in het licht van God. Daarom is het lied dat we straks zingen zo mooi en bijzonder. Lied 729, Zij gaan op naar de stad van de vrede, is eigenlijk een vrolijk lied. Allerlei aardse beelden worden gebruikt. De groenende aarde, de bloeiende zomer etc. Zo werpt het geloof in de opstanding een nieuw licht op ons leven hier en nu. Het geeft ons leven een nieuwe betekenis. Alles in ons leven wordt belangrijk, ook de kleine en gewone dingen van alle dag. Ons leven krijgt zin en betekenis, want ons leven is kostbaar in Gods ogen. Voor God heeft ons leven eeuwigheidswaarde. Nooit zal Hij ons leven prijsgeven. Alles wat ons leven de moeite waard maakt om geleefd te worden, alle liefde die er is, alle goedheid, alle zorgen aan elkaar gegeven, alle schoonheid die er is om ons heen. Dat alles zal in Gods toekomst zijn uiteindelijke vervulling krijgen. We mogen gaan naar het licht, een hoopvolle toekomst tegemoet.

Na het amen van de preek worden alle verzen van lied 729 gezongen. Het vierde couplet verschijnt niet op de schermen. Allen zij die een liedboek bij zich hebben zingen het mee. De dominee zegt dat we het thuis na moeten lezen en vervolgens leest hij het zelf voor. Er is een mededeling van overlijden van een gemeentelid waarna vers 3 van lied 413 wordt gezongen. Hierna worden de dank- en voorbeden uitgesproken gevolgd door stil gebed en het Onze Vader. Na de collecte wordt lied 725 gezongen waarna de dominee de zegen uitspreekt.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Geen goedkope troost

  1. Hans te Winkel schreef:

    Er werd zelfs een heel lied vergeten. Na de Lofprijzing hadden we moeten zingen lied 769 de verzen 1, 3 en 5. De “beamerman” had het ook al in de gaten.

Reacties zijn gesloten.