Het kwaad verdrijven

Voorafgaande aan de dienst in de Oosterkerk staat op de schermen een overzicht van de medewerkers aan deze dienst. Vanmorgen staan er vijf namen op. De zesde ontbreekt. Mij bekruipt vaak de gedachte dat hoe minder mensen naar de kerk gaan, des te meer er nodig zijn om een kerkdienst te kunnen houden. Voorganger is vanmorgen ds. Wim Everts, de organist is Joop Ormel en Arjen Timmers is koster. Dan zijn er nog drie medewerkers. Vanachter de laptop bedient Simon Everts de beamer waardoor alle teksten, van de te lezen Schriftgedeelten en de te zingen liederen, op het scherm komen en Dick Hobé zorgt ervoor dat via internet de dienst thuis kan worden gevolgd. De kindernevendienst wordt vanmorgen geleid door Joop Colenbrander. De kerkenraad levert een ouderling die de kerkgangers welkom heet en de afkondigingen leest, vanmorgen doet Hannie Lievers dat. Ook is er, net als bij alle kerkdiensten, een ouderling van dienst.

Van Psalm 139 worden de verzen 1,2 en 3 gezongen als intochtslied. Na bemoediging en groet vraagt de dominee of hij wel goed te verstaan is, hij heeft keelpijn. Zijn stem klinkt zwak en iemand bij mij in de buurt hoor ik fluisteren dat de dominee er slecht uitziet. Het valt allemaal wel mee. Zijn gelaatskleur is niet ongezond en wanneer de dienst voorbij is concludeer ik dat de voorganger goed te verstaan is geweest. Van lied 221 worden de verzen 1 en 2 gezongen, gevolgd door het gebed voor de nood van de wereld en het zingen van lied 303. De dominee denkt dat er geen kinderen zijn voor de nevendienst maar vanuit de achterste banken komen er twee aangelopen. Met hen maakt hij een praatje over vakantie. In de vakantie kun je genieten van mooie dingen. Dat kun je op zondag ook. Zo is de zondag eigenlijk 1 dag vakantie in de week.

De eerste Schriftlezing is uit Jesaja 59:6-8 en 14-16 waarna lied 286 wordt gezongen. De tweede lezing is uit Lucas 13:1-9. De dominee laat lied 170 uit de bundel ‘Jij mijn adem’ zingen. Als je het nieuws volgt wordt je opgeschrikt door vreselijke dingen, zo begint de dominee zijn verkondiging. Die dingen gebeuren niet alleen nu, ook in de tijd van Jezus kwamen ze voor. Zo richtte Pilatus een bloedbad aan onder de Galileeërs. Het gebeurde op Pascha. Het bloed van de slachtoffers vermengde zich met het bloed van de schapen. Er was nog een ander voorval. De toren van Siloam stortte zomaar in, er stierven 18 mensen. Het ene kwaad is het kwaad dat mensen elkaar aandoen. Het andere dat wat mensen overkomt door natuurrampen zoals een overstroming. Dan komen de vragen. Waarom laat God dat toe? Soms wordt gedacht dat God er een bedoeling mee heeft. Zo ook de mensen die met het bericht over het bloedbad onder de Galileeërs bij Jezus kwamen. Deze mensen moeten wel erg veel zonden begaan hebben, dachten ze. Daar gaat Jezus fel tegen in. Jezus zegt: ‘Denken jullie dat die Galileeërs grotere zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat ze dat ondergaan hebben? Zeker niet, zeg ik jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal op dezelfde wijze omkomen. Of die achttien die stierven doordat de Siloamtoren op hen viel – denken jullie dat zij schuldiger waren dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen? Zeker niet.’

Jezus roept de mensen op om tot inkeer te komen. Het gaat niet om de vraag wat wij over de zonden van die mensen denken, maar om de vraag wat wij doen. Of wij ons inzetten voor alles wat goed is. Het gaat niet om het kwaad dat anderen is overkomen door naar het verleden van die mensen te kijken. Maar door naar de toekomst te kijken en ons af te vragen wat wij zelf kunnen doen. We mogen het kwaad niet aan God toeschrijven. Er is wel ruimte voor vragen. De Bijbel laat zien dat God met zijn schepping onderweg is. Er is nog zoveel lijden in de wereld. In het beging was er duisternis, de aarde was bedekt met de oervloed, er was geen leven mogelijk. Onze wereld heeft deze duisternis achter zich gelaten. Als je vraagt naar de oorsprong van het kwaad dan verwijst de Bijbel naar die duisternis. God strijdt tegen de chaos en zegt: ‘Er zij licht’. Zo strijdt ook nu nog tegen het kwaad. Van het eerste begin tot het eeuwig licht als God alles zal zijn in allen.

In deze wereld schiep God de mens. Om zich af te wenden van de duisternis. Daarmee heeft de mens een bijzondere plaats in de Schepping. Dat wij naar Gods beeld zijn geschapen betekent dat wij moeten doen wat God bedoeld heeft. Dat wij licht brengen. Dat is een hoge roeping. In Jesaja 59 klaagt de profeet de mensen aan. God is geschokt als Hij ziet wat mensen elkaar aandoen. Daarover is verdriet bij God en daarom houdt Hij zich verborgen. Wij mensen vragen dan: ‘Waar is God?’ God is geschokt dat niet één mens zijn zijde kiest. God wil dat wij als broeders en zusters voor elkaar zullen zijn en dat wij het kwaad bestrijden.

Jezus sluit af met een gelijkenis over een vijgenboom. Na drie jaar brengt deze nog geen vruchten voort, de eigenaar wil de boom omhakken. De wijngaardenier vraagt de eigenaar om een jaar geduld. Zo wordt er iets zichtbaar van het geduld van God met ons.  Opdat wij vruchten mogen dragen, liefde en trouw, gerechtigheid en vrede. In Christus leren we God kennen als de meest Nabije. Het lijden van Christus is Gods eigen lijden geworden. God wil aanwezig zijn in en door de mens. Waar liefde is, daar is God met ons.

Na het amen van de preek is er even stilte. De dominee zegt dat het de bedoeling is dat nu lied 1005 wordt gezongen. Er is een afkondiging van de bevestiging van een huwelijk in een kerkdienst op vrijdag a.s. Een afkondiging van het overlijden van twee gemeenteleden wordt gevolgd door het zingen van vers 3 van lied 221. Na de gebeden volgt de inzameling der gaven en staan de mededelingen op het scherm. Als slotlied worden de verzen 1,3 en 4 van lied 919 gezongen. Dan klinkt plots duidelijk ‘Wim’ gevolgd door enkele onverstaanbare woorden. Als ik omkijk zie ik Arjen Timmers naar voren lopen. Hij heeft kennelijk van de dominee toestemming gekregen om nog wat te zeggen. Voor mij reageert iemand afkeurend op het gebruik van de voornaam van de predikant. De koster van dienst doet vanachter de lessenaar een mededeling over het koffiezetapparaat. Dat is te laat aangezet. Kerkgangers die na afloop van de dienst in een zaaltje koffie willen drinken moeten even geduld hebben. Na afloop van de dienst zeg ik tegen de man voor me dat het gebruik is om in kerkelijke organen de dominee aan te spreken met zijn of haar voornaam. Hij is geen voorstander van dat gebruik en ik deel zij gevoelens. Het informele moet niet formeel worden.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.