Wanneer Greet en ik vanmorgen de Oosterkerk binnen lopen heeft Hans te Winkel zijn orgelspel voorafgaande aan de dienst reeds beëindigd. Van Erik Bekkers, de koster, krijg ik een liturgie. De kerkenraad komt binnen, de voorganger is vanmorgen ds. Gerhard ter Maat. Johan Elburg leest de afkondigingen en mededelingen waarna van Psalm 122 de verzen 1 en 3 worden gezongen, in de tekst van Jan Pieter Kuijper. Na votum en groet spreekt de dominee een inleidend woord. In de afgelopen week werd het nieuwe regeerakkoord gepresenteerd. Direct kwam er veel kritiek. Toen kreeg de dominee een bericht op zijn telefoon van zijn zoon uit India. Die is franciscaan en is op bezoek bij de zusters clarissen. Het is daar zo anders. ‘Hoe anders?’, vroeg de dominee. ‘Er is hier veel armoede, de mensen hebben geen ziektekostenverzekering. Als iemand kanker heeft, woekert dat maar door.’ Toen de dominee dat las dacht hij: ‘Wat zitten we hier te zeuren’. Een kerkdienst begint niet met je eigen ellende, maar met de ellende van de wereld. Eigen ellende mag er niet de oorzaak van zijn dat je de ellende van de ander niet meer ziet. Denk aan de christenen in het Midden-Oosten. Kerk in Actie luidt de noodklok voor de kerk in het Midden-Oosten en er is een themalied voor geschreven ‘Versterk uw lijdend Lichaam’, waarbij lichaam staat voor de kerk van Christus. Dat lied met vier coupletten wordt gezongen waarna het gebed om verlichting met de Heilige Geest wordt uitgesproken.
De kinderen mogen naar voren komen. Twee komen van de gaanderij, de derde zit beneden. De komende week hebben ze herfstvakantie. Gaan ze ergens naar toe, vraagt de dominee. Naar Slagharen, een ander gaat naar Legoland. In de kindernevendienst krijgen jullie ook iets moois, een verhaal over liefde. ‘Heb je daar ervaring mee?’, vraagt de dominee. ‘Nee’, klinkt het. ‘Natuurlijk wel’, zegt de dominee. ‘Jullie ouders hebben jullie lief’. Met het lichtje aangestoken aan de Paaskaars gaan de kinderen naar de nevendienst. De dominee leest Psalm 84 waarna de verzen 2 en 4 van lied 799 worden gezongen. Daarna leest de dominee uit Openbaringen 21 de verzen 10-12 en 21-24. De dominee licht het lied dat we gaan zingen toe. Het verschijnt in tekst op het scherm. De vorm is die van een avondmaalsbeker, zo staat het ook in het liedboek. De tekst betekent proost zeggen op de nieuwe aarde. De dominee zou alle verzen van de te zingen liederen wel willen laten zingen, maar dan zitten we hier om twaalf uur nog. Van lied 748 wordt vers 3 gezongen.
De tekst voor de verkondiging is Psalm 84:6-7a. ‘Gelukkig wie bij u hun toevlucht zoeken, met in hun hart de wegen naar u. Trekken zij door een dal van dorheid, het verandert voor hen in een oase’. De dominee begint met te vertellen over Martijn die op 44jarige leeftijd aan en hartinfarct overlijdt. Hij was uiterst intelligent, ging naar de kunstacademie maar maakte de opleiding niet af. Hij kreeg last van depressies en had een storing in het autistisch spectrum. Na zijn dood vonden zijn ouders tekeningen. De dominee laat er een zien op de schermen in de kerk. We zien vijf keurig geklede mensen. Maar de mensen hebben geen hoofd maar een tv-scherm. Wat bedoelt Martijn? Het verbeeldt hoe mensen in het leven staan. Wat je ziet is de buitenkant, dat zegt niets over de binnenkant – met dat waar ze mee bezig zijn. De dominee heeft zelf een zuster met een verstandelijke beperking. Hij vertelt over zijn contacten met – wat wij noemen – niet normale mensen. Zij laten ons een andere kant van onszelf zien. (Het verhaal over Martijn en zijn tekeningen stond in het dagblad Trouw van 11 mei 2017).
De dominee heeft in de 70er jaren nog zijn preken met de hand uitgeschreven. Die kon hij zelf moeilijk lezen. Al gauw begon hij ze te typen. Daarna maakte hij zijn preken op de computer. En nu gebruikt hij ook de smartphone. Het verhaal over Martijn dwingt ons na te denken over hoe we geworden zijn, of misschien verworden zijn. In onze tijd zeggen veel mensen dat wat we bedenken kunnen waar is. En waar we met ons verstand niet bij kunnen is niet waar. Zoals een geloof in God die zich heeft laten zien in Jezus. Daar kunnen ze niet bij en is dus niet waar, dat bestaat dus niet. In de Bijbel is niet het hoofd het belangrijkste maar het hart. De dominee citeert Psalm 122 ‘Verheugd was ik toen ik hoorde; Wij gaan naar het huis van de Heer’. Ik kom er aan, je moet enthousiast zijn als je naar de kerk gaat. In Psalm 84 lezen we ‘dat in ons hart de wegen naar U zijn’. Je kunt ook een route in je hoofd hebben. Daar linksaf, rechtdoor en dan daar rechtsaf. Dat is wat anders dan de wegen die in het hart zijn. Dan verlang je naar God. We herkennen ons in dit lied. Het gaat ook over ons leven van alledag. De tendens in onze westerse samenleving is dat alles maakbaar is geworden. Al voor de geboorte willen we zelf bepalen welk leven waard is geleefd te worden. Zelfs het einde van het leven moet in deze tijd maakbaar zijn. Als wij denken dat het leven voltooid is dan hebben wij – zo wordt er gedacht – het recht het te beëindigen. Mensen denken dat lijden niet nodig is. Psychiaters maken zich daarover zorgen. Het is de wereld van de schone schijn. De binnenkant houden we verborgen. Mensen maken foto’s van zichzelf tegen de achtergrond van blauwe lucht en een mooi landschap. De boodschap is dat ze willen laten zien hoe gelukkig ze zijn.
De dichter van Psalm 84 weet maar al te goed dat het leven niet maakbaar is. De pelgrim trekt door dorre dalen. Iemands wereld kan volledig instorten. Lukt het dan om je er doorheen te slaan? De pelgrim weet dat hij God zal ontmoeten. Regen daalt dan neer als een rijke zegen en het dorre dal verandert in een oase. Omdat we weten dat we God zullen ontmoeten kunnen we het volhouden. Kracht vanuit de toekomst zorgt ervoor dat we door kunnen gaan. Het leven is niet maakbaar. Een jaar voordat de dominee met emeritaat ging was hij dankbaar dat hij gezond was. Misschien word ik wel honderd, dacht hij. Een paar weken later zeiden artsen tegen hem: U hebt kanker. Zo is het leven, dat prikt de maakbaarheid door. De Psalmdichter zegt: ‘Gelukkig wie wonen in Uw huis, gelukkig wie bij U hun toevlucht zoeken, gelukkig de mens die op U vertrouwt.’ Het leven op aarde hier is mooi omdat vanuit de toekomst het licht van God ons toe straalt. Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort. Elke dag krijgen we de portie kracht die we nodig hebben.
In het visioen van Johannes komt het nieuwe Jeruzalem naar de mensen toe, bij God vandaan. In onze wereld kan het er heftig aan toegaan, denk aan de christenen in het Midden-Oosten. De komst van die nieuwe aarde is niet afhankelijk van onze inspanningen. God zorgt ervoor dat het nieuwe Jeruzalem bij ons komt. Die zekerheid geeft ons de energie om te bouwen aan een samenleving die leefbaar is voor iedereen.
Na het amen van de preek worden de verzen 1,4,5 en 7 van lied 750 gezongen waarna de collecte wordt gehouden, de opbrengst is bestemd voor de eigen inkomsten van gehandicapten in Myanmar. Er is een afkondiging van overlijden van een gemeentelid waarna vers 1 van lied 753 wordt gezongen. De dank- en voorbeden worden uitgesproken en afgesloten met het zingen van vers 3 van het lied ‘Versterk uw lijdend Lichaam’. De slotzang is lied 413 uit de Evangelische liedbundel. Hans te Winkel speelt de melodie ter voorbereiding en na het zingen van het lied bedankt de dominee de organist voor het mooie orgelspel, de kerkgangers applaudisseren. Na de zegen, zo kondigt hij aan, gaat de dominee en de ouderling van dienst bij de Noorduitgang staan.