1e Advent – waakzaam zijn

Voorafgaande aan de dienst in de Helenakerk oefent Janieke Mollenhorst, de cantor-organist, met de kerkgangers het projectlied. Het is een Frans volksliedje, ‘Voor wie in het donker uitzien naar het licht’ en Janieke zingt het een keer voor. De wijs van de regels 1,2 en 4 is dezelfde. Daarna oefent ze lied 460 met de gemeente en na de woorden ‘Ik wens u een goede advent en een hele goede dienst’ neemt ze weer plaats achter het orgel. Namens de kerkenraad heet Riek Hoftijzer de aanwezigen in de goed gevulde kerk welkom. De verzen 1 en 2 van Psalm 25 zijn de eerste liederen die worden gezongen. Na stil gebed, bemoediging en groet geeft ds. Riemer Faber uitleg over het liturgisch bloemstuk. Op deze eerste zondag van de Advent worden we opgeroepen goed te kijken naar kleine tekens van verwachting. In de driehoek zien we een tak met knoppen, een belofte van bloei. De dominee leest het bijbehorende gedichtje: ‘Zie kijk hoe in geloof de hoop vanuit de liefde groeit in een wereld waarin zoveel donker is. Goede God wakker ons verlangen aan om de tekens te verstaan die vertellen over Uw toekomst’. Van lied 462 worden de verzen 1,2 en 3 gezongen. ‘Zou iemand dat willen doen?’ vraagt de dominee als hij heeft gezegd dat de eerste adventskaars zal worden aangestoken. Er zitten twee kinderen bij hun moeder voorin de kerk. Zij lopen naar voren en een ervan steekt de kaars aan. Na het gebed om ontferming worden van lied 967 de verzen 1 en 4 gezongen en na het gebed bij de opening van het Woord mogen de kinderen in de kerk naar voren komen. De dominee maakt een praatje met hen bij het Adventsproject. Hij heeft een apparaat in zijn hand. ‘Weet iemand wat dit is?’ ‘Een verrekijker’. Dan komt de vraag wat je ermee kunt doen. Ook dat weten ze. ‘Ver kijken’. ‘Kun je daar ook heel ver mee kijken?’ Nee, dat kan niet. Een kind kijkt door de kijker en ziet alles dichterbij. De dominee vraagt dat als je buiten in de weilanden staat en er zijn geen bomen of je dan ook voorbij de horizon kunt kijken. Nee, dat kan niet. ‘Kun je er mee in de toekomst kijken?’ Dat kan ook niet. ‘Kun je er iemand mee aan zien komen die je met het blote oog nog niet kunt zien?’ Dat kan wel. Dan stelt de dominee een vraag over de grote poster op de schildersezel. Wat zien de kinderen daar op? Er staan mensen op maar ook iemand die in de verte kijkt. Hij staat in de deuropening van een huis en heeft geen verrekijker. Hij staat te kijken naar wat komt. Het is een wachter en wacht op iemand die komt. ‘Wie komt er met Kerst’, vraagt de dominee. ‘Jezus’, is het antwoord. Het kaarsje dat de kinderen meenemen naar de nevendienst wordt meegenomen en onder het zingen van het projectlied verlaten 5 kinderen de kerk en gaan naar gebouw ‘Elim’. Uit de Bijbel wordt Jesaja 63:19b tot 64:8 en Matteüs 24:6-8 en 29-44 gelezen. Na de tweede lezing wordt lied 460 gezongen. Janieke Mollenhorst begeleidt de gemeentezang op de piano. De dominee zegt dat we het lied thuis nog maar eens moeten nalezen, het is een hele mooie tekst van Huub Oosterhuis. Zijn verkondiging begint de dominee met te zeggen dat er een mooi kinderliedje is. ‘Advent is kijken naar wat komt, Advent is durven dromen. Is licht zien in de duisternis, geloven dat God met ons is en dat Zijn Rijk zal komen.’ Het is een mooi liedje en het brengt de betekenis van Kerst duidelijk naar voren. Het gaat ook nog om wat anders. Namelijk ook over de wederkomst. De toespraak van Jezus gaat over het einde der tijden. De liturgische kleur in de advent is die van de voleindingstijd. De komst van Christus loopt in die tijd over. Achter ons ligt de komst van Christus, voor ons ligt de wederkomst. Zijn we daar wel mee bezig, zien we er wel naar uit? In pastorale gesprekken komt de wederkomst niet vaak ter sprake. Jezus spreekt er wel over en tijdens de viering van het Avondmaal zeggen we het hardop: ‘Maranatha’, ofwel ‘Kom Heer’. De dominee heeft in zijn boekenkast een gedichtenbundeltje van Okke Jager met daarin het gedicht ‘Kom haastig’. KOM HAASTIG ! ‘Kom haastig, Jezus!’ bidt de predikant. ‘Ja, Amen,’ zegt een boer, ‘wil spoedig komen! Maar na de oogst, want van m’n nieuw stuk land heb ik nog nooit de opbrengst waargenomen.’ ‘Ja, Amen,’ zegt Mevrouw, ‘maar mag ik voor de bontjas die ik gisteren zag hangen eerst sparen en hem aandoen, als het koor een avond geeft in ‘Christ’lijke Belangen?’ ‘Ja, Amen,’ zegt het kind, maar nu nog niet, Ik moet nog met vakantie naar de bossen. Maar ik zal zwaaien, zodat U het ziet, Als U ons onder schooltijd komt verlossen.’ ‘Kom haastig, Jezus!’ bidt de predikant. ‘Maar mag ik eerst die nieuwe lezing lezen, Die ik gemaakt heb voor het Jeugdverband Over ‘Gij zult het wel verstaan na dezen’? De beden komen in de hemel aan. De cherubijnen zwijgen, die ze brachten. En Jezus vraagt: “Kan Ik vandaag al gaan?’ Zijn Vader zucht: ‘Ge moet nog even wachten’. Het is gedateerd, een gebouw voor christelijke belangen is er niet meer. Maar velen zullen het herkennen, we hebben nog zoveel leuke dingen te doen. Misschien gaan we nog een stapje verder en geloven er niet meer in. Vroeger werden we met de wederkomst bang gemaakt. Stel voor dat het gebeurt en je zit in de bioscoop. Het geloof als dreigmiddel. Wanneer Jezus over de wederkomst spreekt gebruikt Hij gruwelijke beelden. De een zal worden meegenomen, de ander achtergelaten. We moeten voor ogen houden vanuit welke achtergrond Jezus dit zegt. Hij weet van oorlog en geweld en Hij weet dat dat niet het einde is. Hij vertelt de gelijkenis van de vijgenboom, de takken lopen in de zomer weer uit. Het donker in de wereld zal niet het einde zijn, Hij maakt af wat Hij begonnen is. Natuurlijk, als alles in je leven donker is dan denk je niet aan de wederkomst. Net als alles in je leven op rolletjes loopt. Jezus verwijst naar de dagen van Noach. De mensen leefden toen voor zichzelf, God kwam er niet meer aan te pas. Jezus spreekt over de gewone dingen van het leven en zegt dat het niet goed is om daarin op te gaan. Noach bouwde een ark en was waakzaam. Hij keek verder dan zijn neus lang was. Zo nodigt Jezus ons ook uit om verder te kijken dan onze neus lang is. We moeten niet op ons eigen leven gericht zijn. Er moet een ommekeer komen en luisteren naar de stem van God. Jezus gebruikt kinderen als voorbeeld. Ze vertellen ons dat het leven niet maakbaar en vanzelfsprekend is. Het leven is geen project dat we van begin tot eind in de hand hebben maar een gave. Voor deze gave moeten we open staan, open staan voor het mysterie, voor het Koninkrijk van God. Advent is dromen en licht zien in de duisternis en geloven dat Zijn Rijk zal komen. De lichtjes van advent staan symbool voor God die in onze wereld inbreekt. Ze vertellen ons dat we het meerdere voor ogen houden in de verwachting van Gods Koninkrijk. Na het amen worden van lied 751 vier verzen gezongen en onder orgelspel wordt even gewacht tot de kinderen weer binnen zijn. Er is een mededeling van overlijden waarna de dank-, voorbeden en stil gebed afgesloten met het Onze Vader volgen. De collecte voor de kerk wordt gehouden en het slotlied is lied 439 de verzen 1,2 en 3. Na de zegen is er bij de uitgang een collecte voor het missionair diaconaal werk.

30 nov. 2014, ds. Riemer Faber

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.