De klacht van Job

In de Oude Helenakerk gaat vanmorgen ds. Wim Everts voor. Joop Ormel is de organist. Ik meen een wat voller geluid te horen dan bij hem gebruikelijk, misschien heeft hij een register extra opengetrokken. De kerk is redelijk tot goed bezet. Jan Hordijk heet de aanwezigen welkom en leest de mededelingen. Volgende week wordt in de Oosterkerk het heilig avondmaal gehouden. Na het zingen van de verzen 1,3 en 4 van Psalm 100 volgen bemoediging en groet, worden de verzen 1 en 2 van lied 221 gezongen en wordt tijdens het gebed voor de nood van de wereld lied 301e enkele malen gezongen. Als gloria wordt lied 413 gezongen waarna het gebed om de nood van de wereld wordt uitgesproken. Er komen vijf kinderen bij de dominee die hen de brandende kaars meegeeft naar de kindernevendienst. De eerste lezing is uit Job 1. Vooraf geeft de dominee een korte toelichting. Voor de komende zondagen staat het boek Job op het leesrooster. Het boek is opgebouwd als een raamvertelling. Het begint met proza, een verhaal, en eindigt met proza. Het is de omlijsting van de kern, waar het om gaat. Dat is geschreven in de vorm van poëzie, een gedicht. Het is het gesprek van Job met zijn vrienden, de klacht van Job en uiteindelijk het antwoord van God vanuit de storm. Job 1 wordt hierna gelezen en lied 920 wordt gezongen. De tweede lezing is uit Lukas 13:1-5 gevolgd door het zingen van de verzen 1 en 3 van lied 939.

‘Als een sprookje begint het boek Job’, zegt de dominee als eerste zin van zijn overdenking. In het land Us woont een man die Job heet. Hij is rijk en succesvol, heeft veel vee en bezit een grote boerderij. Zijn kostbaarste bezit zijn 7 zonen en 3 dochters. Hij leeft als een gelovige en als een rechtvaardige. Dan verplaatst het beeld zich naar de hemel. De hemelbewoners staan bij de Heer en ook satan is er. ‘Heb je ook op mijn dienaar Job gelet?’, vraagt God. De satan vindt het geen kunst om te geloven als het goed gaat. Wat als het niet goed gaat? God gaat de uitdaging aan. Wonderlijk, laat God zich echt door de satan opjagen? Dat kan toch niet waar zijn. Het beeld gaat weer terug naar de aarde, naar Job. Allerlei rampen treffen hem. Een roversbende, vuur uit de hemel, een overval en dan het ergste. Het huis met zijn kinderen erin stort in. Twee keer zijn het de mensen die het leed hem aandeden, twee keer is het natuurgeweld. Een mens getroffen door het kwaad. Het gebeurt ook in onze wereld. Een wereld met zoveel leed en waarin zoveel dingen gebeuren die doen vragen naar het waarom.

In 1 dag raakt Job alles kwijt. Job staat op, scheurt zijn kleren en scheert zijn hoofd kaal en werpt zich in het stof. Job weet dat alles voorbij is en wat kun je doen als je weet dat alles verloren is. Dan spreekt hij die wonderlijke woorden. ‘Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen en naakt zal ik in haar schoot terugkeren. De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam van de Heer zij geprezen’. Het beeld verplaatst zich weer naar de hemel, naar een gesprek tussen God en satan. Nog steeds is Job rechtschapen en onberispelijk. De satan zegt dat wanneer het lichaam van Job wordt aangetast hij God zal vervloeken. Satan krijgt opnieuw de ruimte. Zo vreemd, dat kan toch niet waar zijn. Job wordt ziek, overdekt met zweren. Op de puinhopen van zijn leven zegt zijn vrouw tegen hem: ‘Waarom blijf je zo onberispelijk? Vervloek God toch en sterf’. Dan antwoordt Job: ‘Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?’ Dat is het geloof van Job, zo denkt hij. Job weet niets van de gesprekken in de hemel. Job kan niet zeggen dat het God niet is die hem dit heeft aangedaan. Dat het een of andere kwade macht is, daar heeft Job geen weet van. Het is zijn geloof dat hij God alles wil toeschrijven, niet alleen het goede maar ook het kwade. Job heeft alleen God en tot God richt Job zich.

In het vervolg wordt er niet meer over de satan gesproken. Blijkbaar speelt hij een bijrol. Het gaat verder over God en de mens. De mens die tegenover God zijn klacht uitspreekt. Het boek begint met die scene in de hemel, maar nergens wordt teruggegrepen op die scene. In het antwoord van God op de klacht van Job wordt niet gezegd dat dit hem overkomen is om zijn geloof op de proef te stellen. Zo kun je het lijden niet verklaren. God laat zich echt niet door een of andere kwade macht tegen de mens opjagen. Het begin behoort tot de raamvertelling. Het is alleen maar een opstapje naar het middengedeelte, de kern van het boek. Uit dat opstapje mag je geen conclusies trekken. Het gaat om het hoofddeel van het boek dat in dichtvorm is geschreven. De vrienden van Job verdenken hem ervan dat hij iets verkeerds in zijn leven heeft gedaan. Job protesteert daar uit alle macht tegen en wil de gedachte dat hij het lijden aan zichzelf te wijten heeft niet toelaten. In het Evangelieverhaal wordt door Pilatus een bloedbad aangericht. En er stort een toren in met als gevolg 18 doden. Er zijn mensen die denken dat die mensen erg gezondigd hebben. Jezus gaar daar erg fel tegen in. Het lijden in de wereld mag niet herleid worden tot de zonden van de mensen. Zeker, mensen doen elkaar verschrikkelijke dingen aan. Maar er is zoveel lijden waarvan je niet weet waar het vandaan komt. Het is er, het gebeurt, maar we mogen het niet aan God toeschrijven. Soms is er alleen maar plaats voor de klacht, voor het protest, zoals bij Job.

Het hoofddeel van het boek Job bestaat uit de klacht die Job tegenover God uitspreekt. Eerst wist Job nog te zeggen: ‘De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam van de Heer zij geprezen’. En tegen zijn vrouw zei hij: ‘Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?’. Verderop is Job dit geloof helemaal kwijt. Dan zijn er de twijfel, de vragen en de klachten. Waarom overkomt me dit? Waarom staat God dit toe? Job kan het niet begrijpen. Al zijn geloofsvoorstellingen zijn aan stukken geslagen. Het enige dat is overgebleven is zijn klacht aan God. Job spreekt zijn verdriet en wanhoop uit. As hij uitgesproken is, gaat God spreken. Job krijgt geen antwoorden, God stel tegenvragen. Job ontdekt hoe weinig hij weet. Er zijn zoveel dingen die voor hem verborgen zijn. God laat Job iets zien van Gods eindeloze en liefdevolle zorg voor Zijn schepping. Zal Job daar buiten staan? Nee, ook Job mag zich opgenomen weten in de liefde en zorg van God. Job leert God op een andere manier kennen. Niet meer een God die geeft en tegelijk neemt. Niet een God van wie het goede komt en tegelijk het kwade. Job heeft God leren kennen als een God die naast ons is komen staan. Die aan onze kant is komen te staan om te strijden tegen de werkelijkheid van het kwaad.

Job krijgt geen antwoord op zijn vragen. Maar wel een God die tegen hem spreekt en bemoedigt. Het leven kan zo ondoorzichtig zijn. Ook onder ons zijn er die te maken krijgen met tegenslag op tegenslag. Er zij zoveel mensen die zich afvragen: waarom overkomt me dit? En er is geen antwoord. In de Bijbel wordt niet verklaard waar het lijden vandaan komt en er wordt geen diepere zin aan gegeven. Wel is er alle ruimte voor onze klacht. We leren God kennen als een meelevende God, die niet onverschillig blijft om het lijden in de wereld. Een God die ons altijd en overal nabij wil zijn. Ook in het lijden dat ons kan overkomen zijn we niet alleen. We mogen weten dat we in Gods ontferming zijn opgenomen. God zal ons bevrijden, ook van de zwaarste last. Die wolken, lucht en winden wijst spoor en loop en baan, zal ook wel wegen vinden waarlangs uw voet kan gaan.

Na het amen van de preek worden de verzen 1,4 en 5 van lied 904 gezongen. Er volgt een mededeling van overlijden van twee gemeenteleden. De eerste betreft een 21jarige jongeman. De dominee spreekt hierbij een paar zinnen meer uit als gebruikelijk. Lied 935 wordt gezongen. De dank- en voorbeden worden uitgesproken, telkens beantwoord met het refrein van lied 293. Hierna wordt de collecte gehouden, de verzen 1,4 en 6 van lied 836 worden tot slot gezongen waarna de dominee de zegen uitspreekt.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.