Is het leven maakbaar …?

In de Oosterkerk gaat vanmorgen voor ds. Riemer Faber, de organist is Gerard Wesselink. De kerkgangers worden welkom geheten door Ineke Nagel die ook de mededelingen leest. Het thema van deze dienst is: ‘Is het leven maakbaar …?’ Na het zingen van alle verzen van Psalm 100 en stil gebed spreekt de dominee bemoediging en groet uit. De dominee zegt dat er vandaag twee wijkdagen zijn: Barlo/Dale en Haart/Heurne. Het is fijn dat ze het zo treffen met het mooie weer, want dan hebben wij ook mooi weer. Maar wij zitten binnen. ‘Dat is ook niet erg’, voegt de dominee eraan toe. De dominee is blij dat hij vandaag weer mag voorgaan na vele maanden ziekteverlof. (Ook veel leden van de gemeente zijn daar blij om). Straks worden drie verzen van lied 215 gezongen, een prachtig morgenlied. Eerst wil de tekst lezen die bij dit lied in het liedboek staat, een tekst van Sören Kierkegaard dat over de liefde van God voor de mens gaat. ‘Gij hebt mij ’t eerst bemind, o God. De hele dag, het hele leven door bemint Gij mij het eerst’, waarna nog drie verzen volgen.

Na het zingen van de verzen 1,2 en 7 van lied 215 en het gebed om ontferming voor de nood van de wereld mogen de kinderen naar voren komen. Dat zijn er drie. ‘Hebben jullie weleens ruzie?’, vraagt de dominee. Een meisje knikt. ‘Met haar broertje’. De dominee vraagt: ‘Wie begint er vaak?’ Het meisje aarzelt niet: ‘Allebei’. Dat vindt de dominee een heel eerlijk antwoord. ‘Praat je er ook over na?’ ‘Af en toe’. Als je elkaar de schuld van de ruzie geeft kom je er nooit uit. Je moet zeggen: zand erover, we gaan gewoon verder en beginnen opnieuw. Vanmorgen gaat het niet over ruzie maar over liefde. In de mooie tekst die is voorgelezen gaat het over de liefde van God. God is de liefde zelf. Het bijzondere van Gods liefde is dat het aan een kant begint, bij God. Met het lichtje aangestoken aan de Paaskaars gaan de kinderen naar een andere ruimte in het gebouw. De dominee leest Psalm 8 waarna lied 8a in wisselzang wordt gezongen. Uit Lucas 9 worden de verzen 18-25 gezongen.

Uitgangspunt voor de verkondiging is Lucas 9:24 ‘Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden.’ Tijdens zijn ziekteverlof werd de dominee getroffen door artikelen in verschillende tijdschriften over ‘De maakbaarheid van het leven en de grenzen daarvan’. In een ervan, Open Deur (jan. 2019), stond een verhaaltje over een uitvinder. Hij ging een poert maken. Dat is iets tussen een paard en een koe. Dagenlang timmerde, zaagde en laste hij. Toen kwamen de mensen kijken. Het was gelukt maar niet helemaal. Het was zwart en wit, geen vlekken maar wel zwarte en witte strepen. Iemand zei dat het op een zebrapad leek. Ze stelden de vraag waarom hij geen poert had gemaakt. De uitvinder antwoordde: ‘Ik maak wat ik kan en niet wat ik wil’. Een verhaaltje waarin duidelijk wordt dat niet alles maakbaar is in het leven.

Wij leven in een wereld en in een cultuur waarin alles maakbaar is en maakbaar moet zijn. Het zit in ons mensen. Kijk naar de torenbouw van Babel aan het begin van de Bijbel. Door deze menselijke eigenschap is er veel bereikt in de wetenschap. Daar profiteren we allemaal van op het gebied van gemak en comfort maar ook op het gebied van gezondheid en welzijn. Ook in je persoonlijk leven kun je het gevoel hebben dat je alles aankunt. Maar toch. Ieder mens ervaart, vroeg of laat, dat maakbaarheid haar grenzen heeft. Als je gezondheid het laat afweten. Als je iets niet voor elkaar krijgt. Of wanneer om een of andere reden de bodem onder je bestaan wordt weggeslagen. Dan kom je jezelf tegen in alles wat je doet. Je ontdekt dat je het leven niet kunt verdienen maar dat het je gegeven is. Dat je uiteindelijk niet in staat bent alles te beheersen. Niet voor niets spreekt Psalm 8 over de mens als bijna goddelijk wezen. Bijna, maar niet helemaal. Als we alles in de grip willen hebben dan kunnen we heel hard vallen. Het is een illusie dat je alles in je leven in de hand hebt.

Dat brengt de dominee bij de woorden van Jezus die gelezen zijn. ‘Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden.’ Het lijkt wel een stukje moderne psychologie. Dat het goed is om los te kunnen laten. Jaren geleden had de dominee therapie in een gymzaal. Er lagen verschillende voorwerpen op een bank. Groot en klein, licht en zwaar, vierkant en rond. Hij moest proberen met twee handen zoveel mogelijk voorwerpen op te pakken en in de lucht te houden. De dominee probeerde het maar steeds mislukte het. Het was te veel, te zwaar en te lastig. Pakte hij het een vast dan viel het ander. Toch ging de dominee door. In het gesprek daarna ging het vooral daarover. ‘Waarom wil je meer dan je kunt? Waarom kun je niet loslaten?’ Wat Jezus zegt, ‘wie zijn leven wil behouden zal het verliezen’, lijkt daar wel een beetje op. Toch is er iets anders. Dat heeft te maken met de woorden die daarna komen. ‘Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij die zal het behouden’. Daar zit het aspect van de navolging in. Voorafgaand aan deze woorden zegt Jezus: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis op zich nemen en mij volgen’. Jezus volgen in wat Hij ons vertelt over God en over onszelf, over wie we zijn als mensen en wat ons leven zinvol maakt. Daar zit de crux, letterlijk het kruis. Het kruis als beeld van lasten die mensen moeten dragen, als beeld van onvolmaaktheid. Wij mensen kunnen veel maar zijn niet volmaakt. Navolging van Jezus betekent ook dat we dat erkennen. Kwetsbaarheid, tegenslagen, fouten maken, ziek zijn en dood gaan, horen bij het leven. Als we dat ontkennen gaat er iets mis. Dan houden we krampachtig vast aan wat we hebben maar ons steeds weer ontvalt.

‘Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen’. Eigenlijk zijn dit troostrijke woorden. Want het gaat hier niet om wat je kunt maar om wie je bent. We zijn mensen door God geschapen. Bijna goddelijk, maar niet helemaal. Psalm 8 zegt dat we zijn bedoeld om God te eren in ons leven. Ons leven met zijn mooie en minder mooie kanten. We mogen het leven lief hebben met hart en ziel. Soms lukt dat niet. Dan zijn er gebeurtenissen die je onderuit halen. Het is goed om die ook durven toe te laten. We hebben niet overal grip op. Het leven gaat zoals het gaat. Dat kan pijnlijk en zwaar zijn. Het is goed om je eigen menselijkheid en kwetsbaarheid te onderkennen. Dan kunnen we terugvallen op die oude verhalen in de Bijbel. Die vertellen dat God ons geschapen heeft en met ons meetrekt. Het helpt je om dingen uit handen te geven, om dingen te relativeren. Dan kan er ruimte komen. Ruimte voor nieuwe inzichten. Ruimte voor geloof, voor hoop en voor vertrouwen. Iemand heeft ooit eens gezegd: ‘Ik ben een kind door God bemind en tot geluk geschapen’. Dat geluk ligt besloten in de navolging van Hem die zich voor ons ten volle heeft gegeven. Dat geluk vinden we als we ons laten enten aan de boom des levens. De Geest van God die ons elke dag vruchten doen rijpen, vruchten die we nooit hadden kunnen vermoeden.

Na het amen van de preek is er meditatief orgelspel, de organist speelt ‘Air’ van Bach, mooie en stemmige muziek om even bij na te denken over de preek. De verzen 1,3 en 7 van lied 837 worden gezongen, er is een mededeling van overlijden van een lid van de gemeente waarna de verzen 1 en 3 van lied 91a worden gezongen. Hierna worden de dank- en voorbeden uitgesproken en na stil gebed volgt niet direct het Onze Vader maar spreekt de dominee eerst het ‘Gebed om kalmte’ uit. Het luidt als volgt: ‘God, schenk mij de kalmte om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen, de moed om te veranderen wat ik kan veranderen en de wijsheid om het verschil hiertussen te zien. Om één dag tegelijkertijd te leven, om van één moment tegelijkertijd te genieten, om moeilijke tijden te accepteren als het pad naar de vrede, om deze zondige wereld, net zoals Hij deed, te aanvaarden zoals het is, niet zoals ik wil dat deze zou zijn, om erop te vertrouwen dat Hij alle dingen zal rechtzetten als ik me aan Zijn wil overgeef, om in dit leven gelukkig genoeg te zijn en om met Hem overgelukkig te zijn: voor altijd in het volgende leven.’ (Joseph Niebuhr schreef dit gebed in 1943).

Na de collecte wordt lied 416 gezongen en spreekt de dominee de zegen uit.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.